No. 2
C~3
DOOR ROSA CORTHAUTS—VAN PUIJENBROEK
Hij keek haar na, volgde met zijn
oogen het mooie, slanke meisje,
dat er in haar kleurig zomer
kleedje als een fee uitzag. Ze was van
zijn leeftijd, en voor enkele weken pas van kost
school thuis, waar zij, sinds den dood van haar moe
der, vier jaren verbleef.
,,Wat is zij een prachtmeid geworden," mompelde
hij, haar nog steeds naoogend. „In hoevele-jaren heb
ik haar niet gezien En mijmerend over Alida
ging hij naar Benthuizen, wien hij een kompliment
maakte over diens knappe dochter.
„En daarbij goed," straalde de vader. ,,U moest
eens weten, hoe ze mij verwent! Hoe heb ik het zoo
lang zonder dat zonnetje in mijn huis kunnen stellen
Lang nog weidde hij over haar goedheid uit en vond
in Piet een aandachtig toehoorder.
Eindelijk kwam het gesprek over de zaak en vroeg
Piet of het werkelijk waar was, wat zijn oom Jan hem
over den toestand gezegd had? Brutaal sloeg hij het
kasboek open, dat in zijn bereik lag.
„Afblijven, mijnheer!" beval Benthuizen. „Hier
ben ik, zoolang u minderjarig zijt, de baas. Daar mag
niemand zijn neus insteken."
Piet werd driftig. Zijn bloed kookte. WatHij, de
oudste zoon werd onkundig gelaten Oom Jan kon
hen wijsmaken zooveel hij wilde En Benthuizen kon
opschrijven, boeken waar hij lust in had
„Daar zullen skchts accountants over te oor-
deelen hebben," zei de directeur kalm.
„Dat zullen we zien siste Piet.
„Als u er zoo overdenkt, dan verbied ik u hier nog
een voet te zetten, als ik er niet ben, of u zult me nood
zaken de deur gesloten te houden."
Woedend en gekrenkt stormde Piet het kanroor uit.
Wat verbeeldde die kale pennelikker zich Hem, den
zoon, feitelijk het hoofd der fabriek, zoo te behan
delen als een snotneusals een kwajongen.
Toen dacht hij aan Alida en kalmer ging hij naar zijn
kamer, waar hij zich weer verdiepte in lectuur, die
hem opwond en het bloed naar zijn hoofd deed
stijgen. Aldus romannetjes lezend verbleef hij een
paar weken op zijn kamer. Hij verlangue om met zijn
vrienden te kunnen uitgaan, maar zijn moeder gaf
geen roestemming, bewerend, dat dit in hun stand
vooreerst geen pas gaf. Toch sloop Piet, nadat allen
in huis zich ter ruste hadden begeven, soms den tuin
door naar de fabriek en liet zich door den portier net
hek openen. Dan keerde hij na eenige uren langs dien
weg weer terug met de sleutels hem, op zijn bevel,
door den bewaarder afgestaan.
Overdag zat hij dikwijls op den uitkijk naar Alida,
doch Benthuizen had zijn dochter gezegd, dat zij
liever niet meer moest komen, daar het drukke werk
hem belette zich met haar bezig te houden. Dit had
hij uit voorzorg gezegd, want hij had Piet nagekeken,
toen deze een omweg maakte om Alida te ontmoeten.
Het jonge meisje had een kleur gekregen en dit be
sluit begrepen. Ook zij verlangde niet Piet weer te
zien zijn blik had haar beangstigd en dagen nog dacht
ze aan die enkele minuten, waarin hij haar had aange
staard, alsof hij plotseling voor een bovenaardsch
wezen stond.
Op een morgen kwam oom Jan met de tijding, dat
Piet zijn examen moest doen, om op de handels
school te worden toegelaten.
Piet stampvoette.
„Daar helpt geen moedertjelief aan^' hield Dale
voet bij stuk.
Piet wendde zich naar zijn moeder
„Oom Hendrik zal het ook niet willen Ik doe het
nietbesloot hij de kamer uitgaande en wierp met
een smak de deur dicht.
„Ik heb liever, dat hij dokter wordt, Jan," zei de
weduwe.
Het klonk als een bevel, doch Dale schudde het
hoofd
„Het gaat niet, absoluut niet, Hermina. Je begrijpt,
1 iij moet in de zaak.... die moet.... ja, die moet
blijven bestaan.... en hij als oudste....!"
Hij zuchtte Als hij haar maar kon zeggen, wat de
eigenlijke oorzaak van zijn hardnekkig volhouden
wasmaar het verdriet lang op haar gelaat
ze zag zoo wit.... zóó wit!
Zij beet op haar onderlip, haar spits oogtandje,
fijn als een sinaasappelpitje er ingeprent. Het was
alsof ze zou gaan schreien de oogen werden vochtig
haar fijne neusvleugels trilden alsof de wind heel zacht
roseblaadjes bewoog.
Hij schoof zenuwachtig op zijn stoel. Hij was anders
toch niet zoo week van narte Maar zij was dan ook
zoo teer en fijn en dan dat zwart, die rouwkleeren nu,
anders droeg ze altijd vroolijke tinten, dan viel haar
bleekheid ook niet zoo op..Toch ook een slag
vier kinderen....
Ze stond op vroeg minzaam, of hij een port beliefde.
„Wel ja schobt hij opgelucht uit. „Dat is een goed
idee van je, Hermina 1"
Hij sloeg haar wei r gade. De fonkelende karaf beefde
licht in haar hand en weer perste ze, biina onzichtbaar,
haar tand in haar trillende lip.
Ze beheerschte zich met kracht, wilde graag over
de andere kinderen beginnen, maar zou ze haar tranen
wel kunnen bedwingen Toch moest ze hem zeggen,
dat ze van haar jongens méér verwachtte dan fa
brikant zijn gestudeerd, iets kunnen presteeren
laterdokter, advocaat, die hadden een titel waar
men tegen opzag.... In haar huwelijk met een man
van burgerlijke afkomst had ze dit pas begrepen
Nee, Piet mocht geen fabrikant worden, daarbij, de
jongen verzette er zich ook tegen. Een bewijs, dat
ook hem het burgerlijke tegenstond. Natuurlijk kon
dat ook niet anders Zij, de moeder was immers van
adel
Jan, ontroerd door haar lang stilzwijgen, vroeg,
om haar uit haar gepeinzen op te wekken „Heb je
nog genoeg port in huis, Hermina
Ze schrok op, had moeite haar zelfbeheersching te
bewaren.
„Venntschuldig me, Jan. Ik was met mijn gedach
ten...." Ze deed een vaag teeken in de lucht, als
verjoeg ze iets denkbeeldigs.
„Sprak je niet van port? Ik weet niet...."
„Zal ik je van alles wat zenden Toe..laat me
nu maar.nee.je moet niet weigeren," weerde
hij toen ze tegen zijn voorstel inging. Ze kleurde hevig.
Hoe kwam hij er bij Haar een mand wijn zenden,
haar.
„Voor je verjaardag," opperde hij. „Kom, ik zal
het maar doen. Dina zal het ook wel goedvinden."
„Nee," weigerde ze beslist. „Dank je wel, Jan.
Als ik er noodig heb, zal ik wel bestellen."
't Is natuurlijk om Dina, dacht hij. Wat mijn goede
vrouw haar in den weg gelegd heeft, weet ik niet. Die
kale adelTrotsch als een pauw is ze Nu ze moet
het maar zelf weten Ik zal haar nooit meer iets
presenteeren.
„En Eva is nu zeventien," begon hij. „Ze blijft
nu zeker van kostschool thuis
„EefjeO, nee zei ze verontwaardigd. „In onzen
stand blijvën de meisjes tot achttien, twintig jaar op
kostschool. Eefje moet beslist dit jaar nog naar
Brussel. En Dolly gaat nu ook mee. Zij is thans vijf
tien. Het wordt hoog tijd, dat ze wat meer manieren
leert, want ik kan weinig met haar beginnen."
Jan perste zijn lippen op elkaar. Hij schoof zenuw
achtig op zjjn stoel. Eva nog een jaarDolly
was nu vijftien dus die nog drie, vier, vijf jaar wel
licht Het zweet brak hem uit. En het geld
het geld
„Zou je Eefje niet liever hier houden waagde hij
voorzichtig. „Je zult anders zoo eenzaam zijn,"
voegde hij er e. i weinig huichelachtig bij en keek haar
met een mengeling van hoop en vrees aan.
Er lag verontwaardiging in haar blik.
„God, Jan I dat hoort nu eenmaal zoo Daar moe
ten wij ons overheen zetten We denken er zelfs geen
minuut over om een
meisje vóór haar acht
tiende jaar thuis te hou
den Wij zijn dat zoo gewoon in onzen
standEn dan als Eefje achttien jaren is, moet ze
in de wereld gebracht wordendat gaat met een
groot feest gepaard."
Jan keek verbijsterd, zag reeds dat feest, die on
kosten
„Daar sta je van te kijken, hè zei ze met een
poging tot glimlachen. „Ja, Jan, zoo gaat dat bij ons."
„Scnenk me nog een portje in V' knikte Jan naar
zijn glaasje. Hij huiverde, of hij koorts had. In één
teug dronk hij het glas leeg. Toen stond hij op. „Ik
ga naar Benthuizen."
„Wil je hem zeggen, dat hij èr op rekent, dat Piet,
als hij student is, meer geld noodig heeft
„Hermina Ik zou
Blijf je hier lunchen
„Ja, graag!"
Dale ging naar het kantoor. Straks, tijdens hun
lunch, zou hij over de onmogelijkheid van Piets ver
trek beginnen, nam hij zich voor. Bespottelijk van hem
om zoo teergevoelig te zijn. Als hij nu al zijn wil niet
doorzette, wat zou het gevolg zijn van zijn zwakte
Op het kantoor viel hij in een zetel neer
„Jongen, jongen ivoogd zijn is geen kinderspelje
moet me helpen, Benthuizen Daar komt me nog wat
kijken Eva nog een jaar op kostschool te Brussel.
Dolly nog wel vijf misschien En Piet moet naar
Leiden Zij.zij wil hetWaar halen we het geld
vandaan? Ik toet je nu al waarschuwen.dat je er
op rekent voor PietZeg, zou het niet gcwenschter
zijn, haar de boeken eens voor te leggen Mijn zwager
is nu vier weken dood. Je denkt, dat we haar nu
zoo stiileijes aan wel mogen voorbereiden om groote
uitgaven te vermijden."
„Och Het zal best gaan. Ik heb enkele goede post
jes kunnen boeken en met mijn geld nu in de zaak
heb ik meer mijn handen vrij."
„Zooals je wilt, maar ik vind het mijn plicht je
toch te waarschuwen."
Benthuizen liep een paar maal het kantoor op en
neer, de handen in de broekzakken en spelend met
zijn sleutels. Hij was groot en breed geschouderd.
Zijn innemend, glad geschoren gezicht, een beetje
blauw om de kin, getuigde van een vastberaden ka
rakter zijn oogen met een eenigszins droomerige
uitdrukking, waren donker en goedigzijn zwart
haar, reeds grijzend aan de slapen, krulde een weinig
Hij was een man in den vollen bloei, in de volle kracht
van zijn leven.
Zijn vader was van jongsaf op de fabriek geweest
en had in zijn laatste jaren daar een der voornaamste
plaatsen bekleed. Hij, Laurent, had een zeer ver
zorgde opvoeding genoten en zich voor den handel
bekwaamd. Toen de plaats van procuratiehouder
vrijkwam, werd hij aangesteld. Hii bleef voor Dale
staan
„Hoe ontving Piet het nieuws?"
„Afblijven, mijnheer!" beval Benthuizen,