Li B m Q 964 GROOT-ROTTERDAM ■■.'Jj ij» r Aq ijmji m als derde-officier op de Cleopatra van de maatschap pij OceaanWij waren op de terugreis naar het vaderland.... 't Schip liep best.... De Cleopatra was een van de grootste stoombooten toentertijd. We waren geladen met stukgoederen en hadden heel wat passagiers aan boord, waaronder eenige kinde ren.... De reis was bizonder voorspoedig gegaan., weinig oponthoud onderweg.vlug bunkeren in de havens..vrij goed weer en een heldere lucht voor den tijd van het jaar.... Onze oude, een kapitein met ruim twintig jaar dienst, was een bekwaam zee man.... een vriendelijk mensch.... en een recht vaardige chef.... We hielden van hem.... Ook de bemanning mocht hem graag.... en de passagiers waren bizonder met hem ingenomen.... Hij was getrouwd.... maar zijn huwelijks-geluk liet veel te wenschen over.... Hij had een jonge vrouw.... heel wat jonger dan hijbizonder mooivroo- lijk, dartel en levenslustig.... maar zooals later bleek niet al te netjes in handel en wandel.... Méér wil ik er niet van zeggenZulke vrouwen zijn evenwel allerminst een geschikte echtgenoote voor een zeeman.... die meer vétn huis is dan er in.... En deze vrouw scheen de afwezigheid van haar man niet te kunnen verdragen.... zij zocht allerlei aflei ding.... hetgeen stof opleverde tot verschillende praatjes.... Dat gaf heel wat strubbelingen, als hij weer binnen was, natuurlijk.... En eens, toen hij weer van een lange reis terug, kwam, vond hij haar niet meer in hun woning.... zij was vertrokken en HET STADHUIS TE GOES. Interieur van de Raadszaal. Het ijzeren hek vormt de afscheiding tusschen het gedeelte,waar de raadsleden plaats nemen, en het gedeelte, dat voor het publiek bestemd is. OUDEJAARSAVOND-VERTELLING door SIMON MOS De oude scheepskapitein Wervershof zou bij ons den Oudejaarsavond doorbrengen. Hij was sinds eenige jaren gepensionneerd en woon de een paar huizen van ons af op kamers. Getrouwd was hij nooit geweest, en met de enkele familieleden, die hij nog bezat, hield hij geen conversatie. Na zijn vestiging hier in de stad was hij lid van de sociëteit geworden en als zoodanig had ik hem leeren kennen als een rechtschapen en braaf mensch; een eerlijk man, die voor zijn meening durfde uit te komen als dit noo- dig was en zonder omwegen recht op zijn doel afste vende. Ik mocht hem graag en de sympathie scheen weder- keerig, want weldra kon ik mij tot zijn beste vrienden rekenen. Hij kwam dikwijls eens opgeloopen, ver veelde zich nu hij niets meer omhanden had, en maak te graag een praatje. Ook mijn vrouw zag hem met genoegen komen, daar hij niet veeleischend was en zich overal in kon schikken, zelfs in het eenvoudigste. Hij kwam niet „op visite," verontschuldigde hij zich dan, „zoo maar eens praten over koetjes en kalfjes. Mevrouw moest maar precies doen als anders, ge woon, sans compliments; voor een oud-zeeman was alles goed genoeg." Dit als mijn vrouw verklaarde, dat de thee al afgetrokken of de koffie wat slap uit gevallen was. Wij zaten tegenover elkaar bij den haard, hadden club-fauteuils wat dichter bij het vuur geschoven. Buiten was het grimmig koud; vriezen deed het wel zoo goed als niet, doch er woei al dagen aaneen een huiveringwekkende Zuid-Ooster, soms gepaard met snerpende buien hagel en sneeuw, die echter niet vast was, maar als een pappende brijmassa op de straten bleef liggen. „Dat zal niet veel gebeurd zijn, kapitein," zei ik, toen we beiden een sigaar hadden opgestoken, „dat u den Oudejaarsavond aan wal hebt doorgebracht?" „Nee! Slechts een enkelen keermeestal was ik op zee," antwoordde hij. HET STADHUIS TE GOES. Een der _ntieke kisten, welke rijkelijk met kunstig bewerkt koper-beslag versierd is. HET STADHUIS TE GOES. In de burgemeesterskamer hangt een schilderij, waarop een afbeelding voorkomt van den boom, die door Jacoba van Beieren geplant is en die zich thans nog bevindt in „'t slot Ostende" te Goes. „Dat lijkt ine toch minder prettig," oordeelde ik, „dan zal er wel niet veel poëzie in zijnzoo geheel van familie en kennissen verlaten, op die groote zee „Och," zei hij, schouderophalend, „dat valt nog wel mee.. een schip is eën wereldje op zich zelf, moet u weten.... nu weliswaar niet meer zoo als vroe ger.... toen de radio-toestellen en draadlooze tele grafie nog onbekend waren.... maar op dien avond weten passagiers en bemanning er toch wel eenige poëzie in te brengen.... vooral als de omstandig heden eenigszins meewerkenwind en zee niet ai te onstuimig zijn." „En heeft u dat altijd zoo getroffen?.... is nooit de avond eens mislukt?" informeerde ik nader. „Nee! We hebben steeds allergenoeglijkst de jaar wisseling gevierd, als ik op zee was.... alleen één keer.maar, toen was er eigenlijk ook geen sprake van geweest dien avond te vieren, omdat we ge dacht hadden op Oudejaarsavond veilig in de haven te zullen zijn," onderbrak de kapitein zich zelf,„dien keer echter heb ik op Oudejaarsavond een paar bange uren doorgemaakt." „Zoo!" zei ik, de asch van mijn sigaar kloppend, terwijl ik daarna den spreker vragend aanzag. De kapitein zweeg echter en blikte afwezig in het vuur. „Misschien zou u ons dat voorval eens willen ver halen?" vroeg ik, niet weinig nieuwsgierig geworden. „Als ik u daarmee een plezier kan doen, met ge noegen," antwoordde de kapitein, „vooral als het mevrouw ook interesseert?" Toen zij verklaarde heel graag te willen luisteren, en ons voorzien had van een dampenden grog, van araK-punch, stak de kapitein van wal. ,,'t Is al heel'wat jaren geleden," begon hij zijn ver haal, „ik was nog zeer jong en deed mijn tweede reis HET STADHUIS TE GOES. De gang op ae eerste v waar verschillende vertrekken van gemeentewerken op erdieping, uitkomen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 8