ii PD f)e wmoPihE 6 ONS ZEELAND Vroeger had men 15 of 20 lessen noodig, om dansen te leeren, zoo ingewikkeld waren de figuren en varia ties. Tegenwoordig zijn 3 tot 6 lessen vo'doende, om iemand van normaal bevattingsvermogen de voornaam ste passen bij te brengen kent hij die eenmaal, dan doet oefening de rest. Leer eerst den Foxtrot perfect, dan gaan Charleston en Ya'e haast vanzelf, terwijl ook de Tango niet veel moeilijkheden meer zal bieden. Het is een groote fout te denken, dat de Tango „zoo moeilijk is"; de Tango is een dans, dien iedereen kan leeren, die een zuiver maatgevoel bezit, en direct de verschillende accenten uit sleepende muziek weet te herkennen. Vroeger was dansen iets bijzonders, tegenwoordig een afwisseling onder thee, diner of souper. Het dan sen gaat daardoor zoo vanzelfsprekend en rustig zijn gang, als men vroeger voor onmogelijk gehouden zou hebben. De menschen rusten uit en gebruiken een ver- versching, maken een praatje, dansen zelf eens of kijken naar de anderen de dansen volgen elkaar oogenblikkelijk op „een dans missen", vroeger het schrikbeeld van elk jong meisje, is een heel gewoon feit geworden. Men ziet gelukkig meer en meer in, dat het dansen een ontspanning en geen inspanning moet zijn. Hoogstens grijpt iemand, die den heelen avond gedanst heeft, den volgenden dag eens naar zijn kuiten, maar van de afgematheid en de pijn die vroe ger nog lang de herinnering aan een bal levendig hiel den, is geen sprake meer. Een omstandigheid, die de dansleeraren zullen steu nen is deze de leerling van heden is meestal \an middelbaren leeftijd. De volwassenen zijn tot de over tuiging gekomen, dat het moderne dansprogramma uiterst geschikt voor hen is, en zien niet in, waarom al het vermaak en genoegen alleen voor de jeugd weg gelegd zou zijn. En na een paar lessen kunnen ze meestal de jongeren toonen, hoe elke dans eigenlijk gedanst behoort te worden. Dansende vaders en moeders zijn heel wat geluk kiger dan die menschen, die meenen dat „ouder zijn" beteekent aan een kaarttafeltje te zitten of op welke andere wijze ook den tijd te passeeren, dien anderen op prettige wijze op den dansvloer doorbrengen. lolllfiï December. 't Vriest, dat het kraakt In den Amstel ik kijk er uit m'n rustige werkkamer op drijven warem pel ijsschotsen De zon doet ze schitteren als juweel. De meeuwen prachtbeesten zijn het toch vlerken als in nood heen en weer. Op hooge vlaggestokken van Amstel Hotel blijven ze even roerloos zitten, om dan weer weg te wieken. Even later zitten ze met wel vijftig op één rijtje op het plankier van een schuitenhuis. De boomen aan den overkant staan als donkere sil houetten tegen den strakken, blauwen hemel. i DiMpAMwsetfiüt (JewkhT/Ek;! Toen het ijs sterk genoeg was.... Uit een raam van het groote hotel wordt brood op gegooid naar de meeuwen. Eerst één brutaaHje, dan in zwermen wieken ze naar het raam, vangen in hun vlucht de stukjes brood op. Hoog in lucht wordt de strijd om het bestaan gestre den, gappen de mooie vogels krijschend elkaar de stukjes brood af. Op de brug een kijklustig troepje menschen, die het voeren der meeuwen gadeslaan. Eigenaardig, op welk plekje van onze stad, waar meeuwen gevoerd worden, je komt, altijd staan er hoopen menschen, koude en tocht trotseerend, dit aardig schouwspel aan te zien. Rome heeft z'n duiven, Amsterdam z'n meeuwen 't Is een hobby geworden, dit voeren van meeuwen. En is 't dan ook geen aardig gezicht, zooals ik 't laatst op een druk stadspunt zag, hoe uit een raam een vrouwke, dat het bekijken overwaard was, in gra- cieuse morgen dracht, de meeuwen voerde. Bij eiken worp viel de wijde kimono-mouw naar bo ven en had men het gezicht op een onberispelijken, blanken arm. Het mooie kopje naar boven gekeerd, de oogen in schittering, de roode mond in lach, zoo keek ze de meeuwen na, die voorbij haar raam wiekten. Toen schoot het me door m'n bol je moet een vrouw zijn, om aan zooiets te denken zou dit kleine gratie-vrouwtje 's morgens ook de onaanzienlijke, maar net zoo hongerige musschen voeren Zou ze haar kruimpjes ook strooien als er niet naar haar gekeken werd Ik filosofeerde door. Gaat het eigenlijk niet vaak zoo met het plegen van liefdadigheid Zijn we niet dolgraag bereid mee te doen aan bazars, revues, straat collecten, als we gezien worden Het goed doen in sti1te, het opsporen van armoede, 't zijn er slechts weinigen, die het doen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1927 | | pagina 6