Bekende Rotterdammers
ALBERT VAN WAASDIJK DOOR J. C. W. DUNCKER
GROOT-ROTTERDAM
1003
.Gaat u zitten," noop-
de de bekende Rotter-
damsche tooneelschrijver,
terwijl hij wees op een
ietwat wankel-uitziend
driepootig meubelstuk.
„Wanneer u 't voorzich
tig probeert, is 't heel
goed mogelijk, op dit
stoeltje uw evenwicht te
bewaren, maar ik waar
schuw u vooral, geen
heftige bewegingen te
maken, want anders.
Daar ik geen enkele
heftigheid in het schild
voerde, zette ik mij met
een gerust geweten op
het eigenaardige meubel
neder, maar haalde toch
papier en potlood, die ik voor mijn aanteekenin-
gen noodig had, met eenige behoedzaamheid te
voorschijn.
,,'t Spijt me, dat ik u geen betere zitplaats kan
aanbieden," ging van Waasdijk voort, „maar u moet
bedenken in een pension
kamer kan aan het meubi
lair geen al te hooge eischen
worden gesteld. 'Ik heb n.l.
onlangs bij beëindiging van
het huurcontract mijn oude
woning moeten verlaten,
terwijl mijn nieuwe nog
niet heelemaal gereed is,
zoodat ik mijn meubels heb
moeten opslaan en nu tijde
lijk in een pension verblijf
houd."
Wij verdiepten ons eenige
oogenblikken in beschou
wingen over de kleine on
aangenaamheden, waaraan
de mensch nu eenmaal voort
durend tijdens zijn kort
stondig aardsche bestaan
blootstaat en, toen in dit
gesprek een korte pauze in
viel, maakte ik daarvan
gebruik om van wal te
steken
„U kent het doel van
mijn komst?"
„Ach, ja," zeide van
Waasdijk, „u wilt mij rang- u
schikken onder de „Bekende Scène ult het 3de bedr,)f van
Rotterdammers" En daar
toe wilt u allerlei bijzonderheden van mij weten
over mijn geboortedatum en mijn levensloop
Maar heusch, die feiten vind ik nu juist niet zoo
heel belangrijk, liever schrijf ik zélf een paar
woorden over de zaken, die mij interesseeren...."
„Dus een soort auto-biografie vroeg ik.
„Iets dergelijks, maar dan zonder data en cijfers.
Gaat u daarmede accoord
„Uitstekend. Ik zal dan nog zelf een paar regels
ter toelichting daarbij schrijvenDie kwestie
is dus al spoedig afgehandeld.... Hebt u misschien
nog een portret voor mij
Van Waasdijk zocht in een lade van zijn schrijf
bureau haalde een paar foto's daaruit te voorschijn.
Ik boog mij voorover, om beter te kunnen zien.
En.... pats, daar sloeg het verraderlijke drie-
pootige meubel zijn slag Mijn voorover-buigen werd
blijkbaar als een „heftige beweging" beschouwd en
voordat ik goed begreep, wat er met mij gebeurde,
lag ik op den grond, waar de mij door den gastheer
aangeboden sigaret een klein gaatje in het tapijt
brandde.
(Ik hoop nu maar, dat van Waasdijk's pension
houdster deze regelen niet leest 1)
„Ja," zeide de tooneelschrijver vermanend, „ik
heb u nog gewaarschuwd
Nederig' bekende ik mijn schuld, wierp mijn totaal
platgedrukte sigaret in het aschbakie en ontving in
ruil daarvoor een nieuwe.
Wij praatten nog een tijdlang over van Waas
dijk's tooneel- en schrijverervaringen, waarna ik
heenging met de stellige belofte van den auteur,
dat hij mij de beloofde auto-biografie spoedig zou
toezenden.
Albert van Waasdijk behoort tot de weinige
tooneelschrijvers, welke Rotterdam bezit.
Zijn werken geven ontegenzeggelijk blijk van een
opmerkelijk talentzij boeien door een levendige
handeling vol verrassende wendingen de verschil
lende personen zijn treffend getypeerd en de schrij
ver verstaat de kunst, het door hem verwerkte ge
geven belangwekkend te maken.
Toch hebben zijn stukken niet het succes geoogst,
dat van Waasdijk er van meende te mogen ver
wachten. De oorzaak daarvan moet waarschijnlijk
voor een groot deel gezocht worden in de weinige
sympathie, welke van Waasdijk voor de strekking
zijner tot dusverre vertoonde tooneelwerken heeft
weten te wekken. Zijn voorliefde om vrome lieden
tot huichelaars te bestempelen en de bedoelingen
om ijveraars, voor nuttige maatschappelijke belan
gen belachelijk te maken, waarbij zelfs wel eens
schijnt ,of hij tot generaliseeren geneigd is, heeft bij
een groot deel van het publiek tegenzin ten op
zichte zijner stukken opgewekt.
Wanneer de schrijver dan ook de inspiratie voor
zijn tooneelwerk eens wilde ontleenen aan geheel
andere bronnen, is 't heel waarschijnlijk, dat hij,
met zijn merkwaardig tooneelschrijf-talent, spoedig
betere successen zou vermogen te behalen.
Behalve als tooneelschrijver kennen wij Albert v.
Waasdijk ook als samensteller van verschillende Nieuw-
jaarswenschen, welke in den loop der laatste jaren
in den Grooten Schouwburg werden voorgedragen.
En thans laten wij den Heer v. Waasdijk zelf
aan het woord
Wij weten in Rotterdam reeds zooveel van elkaar,
veel wat waar is en nog meer wat niet waar is, dat de
onderscheiding tot de „be
kende Rotterdammers" te
worden gerekend, tot eenige
voorzichtigheid maant. Daar
om heb ik er prijs op gesteld,
met toestemming van de
Redactie, bij mijn portret
zelf eenige regels te schrij
ven, niet, zooals men boos
aardig zou kunnen vermoe
den, uit vrees dat de Redactie
iets gewichtigs over 't hoofd
mocht zien, doch meer uit
geruststelling, dat ik, zelf
schrijvende, mijn persoon
met den schemer der be
scheidenheid kan omhullen.
Het publiek trouwens heeft
geen behoefte aan feiten,
wel aan vermoedens, welke
het, al naar de fantazie, kan
uitspinnen tot gevestigde
overtuigingen. Het zou daar
om niet aardig zijn met fei
ten te komen als jaar, datum
en plaats van geboorte.
Liever vertel ik, dat ik op
23-jarigen leeftijd mijn eerste
tooneelstuk „Kleine Men-
„Het zedelijk Bewustzijn schen" schreef en aan
het slot der vertooning
door het Rotterdamsch Tooneelgezelschap onder
directie van P. D. van Eijsden geestdriftige en
verbijsterende toejuichingen mijn deel werden. In
mijn jeugdigen overmoed dacht ik, dat het een kleine
kunst was beroemd te worden, maar toen ik den
volgenden dag de onbarmhartig felle critieken had
gelezen en in mijn hals de schrammen voelde van een
krans, dien een suppoost met meer goede bedoeling
dan handigheid om mijn nek had geslingerd, aarzelde
ik de straat op te gaan, omdat ik er niet meer zeker
van was of ik een tooneelstuk had geschreven dan
wel een misdaad had begaan, of ik me vertoonen of
verbergen moest. Door dezen vuurdoop der critiek
heb ik me gelukkig niet laten ontmoedigen, want kort
daarop schreef ik een ander stuk „De Macht der
Vrouw," waar ik nog maar weinig ondervinding
van had. Dit zal de
reden zijn geweest, dat
het ditmaal ook bij'het
publiek geen genade
mocht vinden en het
Brondgeest-ensemble,
dat het stuk in den
Tirolsschouwburg op
voerde, er dus weinig
plezier van beleefde.
Daarna volgenden
„Het Zedelijk Bewust
zijn" „Op den Terug
weg" „Martin Jacobi's
Remedie" „Het Paard
van Troje" en, in sa
menwerking met J. H.
Speenhoff „Maskers en
Wijn," welk laatste
tooneelspel eveneens
de première beleefde
in Hamburg, gespeeld
door de Hamburger
Kammerspiele en
thans door de bemid
deling van S. Fischer
Verlag in Berlijn, zijn
weg door de Duitsch scène uit het
sprekende landen van Europa !zal moeten vinden.
Tot zoover de alle door het Rotterdamsche Too
neelgezelschap opgevoerde stukken. Van de niet ge
speelde werken heeft een opsomming geen zin. Door
die geesteskinderen, eenzaam en verlaten opgeborgen
in het laadje van de schrijflessenaar, wordt men im
mers geen „bekende Rotterdammer," alleen slechts
een onbekende auteur.
Wij moeten voorwaarts, het individualisme, het
welk langen tijd de tooneelliteratuur heeft beheerscht,
heeft afgedaan. Wie dat niet begrijpt, loopt tegen
een blinden muur. We hebben daar geen tijd meer
voor. Het is daarmede ongeveer als met een gehaast
mensch, die met veel zorgen aan zijn hoofd en nog
meer aan zijn ziel, op het laatste nippertje een snel
trein heeft gepakt en dan in zijn coupé iemand aan
treft, die hem, met veel omhaal van woorden en vol
sentimentaliteit, omstandig de treurige geschiedenis
zijns levens gaat verhalen. Zoo'n reis, zonder retour,
maken we allemaal, voor levensverhalers in onze
coupé hebben we geen geduld meer.
Radio charleston vliegmachien
Op de bekende manier worden we „bekende",
maar ook vervelende, onbelangrijke Rotterdammers.
Aan herhalingen hebben we niets, want elke herhaling
ook van een vorm verzwakt.
Het belangrijke, al of niet geslaagd, 't nieuwe, 't
pogen, het streven, schuilt veelal in de lade van de
schrijflessenaars. Wie maakt die open? Waar is de be
langstelling, het geld, de liefde voor de kunst om een
ander tooneel te scheppen, het tooneel van vandaag?
De Rotterdamsche schrijvers staan ieder op zich
zelf, ze groeten elkander als deftige zakenlieden door
het lichten van den hoed en gaan huns weegs, of
loopen elkander ook zonder groeten voorbij. Dat is
typisch Rotterdamsch, doch er wordt niets mee
bereikt. De schrijvers, schilders, beeldhouwers, ar
chitecten en componisten moesten zich vereenigen,
samenkomen en van gedachten en inzichten wisselen,
ze moesten elkanders arbeid, elkanders streven en
pogen leeren kennen en waardeeren, ze moesten
zoolang praten tot ze, dronken van geestdrift, naar
huis gingen aan den arbeid.
Gebrek aan waardeering, aan enthousiasme is de
dood van alles
Dien dood zijn we nabij op tooneelgebied. We
zullen beschimmelen en vermummiën en al zijn we
maar één dag te laat, dan zullen we al even historisch
wezen als Toet Ank Amen. Voor „te laat" maakt
een dag of duizend jaar hoegenaamd geen verschil.
De jeugd wordt, omtrent het tooneel, opgevoed mei
verouderde begrippen, omdat we geen nieuwe voor
radig hebben, de jeugd danst de Charleston en Black
Bottom, beluistert de wereld door de Radio en vliegt
„even" naar Londen, Berlijn, Parijs of Kopenhagen.
Maar diezelfde jeugd moet in den schouwburg met
de trekschuit gaan, waar ze feestelijk voor bedankt.
En zij heeft gelijk. Ach ja, de biografie!
Nog veel meer schreef ik één-akters, vroolijke en
ernstige vertellingen die in deftige kaften gebonden
zijn en, naar ik hoop ook gelezen.
Maar wat beteekent het alle
maal, dat was gisteren. Het is
van meer belang wat we mor
gen zullen doen en dat weet
gelukkig niemand. Ik ook niet.
2de bedrijf van „Martin Jacobi's Remedie",