Ridderlijkheid
988
GROOT-ROTTERDAM
TERNEUZEN. - Drukte in de sluis.
had ingesproken. „MoedMoed O, hij had het
gemakkelijk kunnen zeggen, toen hij zijn eigen
bestaan zeker voelde, maar nu? Had hij toch maar
beter voor de toekomst gezorgd had hij maar 'n
lijfrente genomen, had hij
Maar wat hielpen al die vruchtelooze beschouwin
gen Als zijn vrouw er niet was, zijn goede Dora,
dan zou het zoo erg niet wezen, maar hoe kon hij
haar dit leed aandoen? Tot dusver had hij Dora
tegen zorgen en verdriet weten te beschermen, hoe
kon hij haar nu, nu ze ouder werd en meer dan ooit
behoefte had aan verzorging, zeggen wat er was ge
beurd
Natuurlijk moest hij een nieuwe betrekking zoe
ken er waren toch meer firma's waarom zou bij
niet iets anders kunnen vinden Hij zou dadelijk
beginnen met alle advertenties na te zien, met overal
op af te gaan. Hij zou eiken morgen van huis gaan
zooals totdusver Dora hoefde niet te weten van
zijn ontslag. Misschien vond hij deze eerste week al
'n betrekking, dan hielden ze eea mooi sommetje
over.
Moed! Moed! Hij hoefde den moed niet te verliezen.
Dora hoefde niets te weten, hoefde geen dag van zorg
te hebben. En later pas, als hij een andere betrekking
had misschien nog een betere hij was toch be
kwaam! dan pas zou hij het haar heel kalm ver
tellen dan zou hij heel kalmpjes zeggen, dat hij
er goed over had nagedacht en dat een verandering
hein wel gewenscht had geleken.
Loodzwaar gingen de dagen voorbij, lederen morgen
precies kwart over acht, ging meneer Hilfort zijn huis
uit, nagewuifd door zijn vrouw. In de stad zat hij
heel den morgen in de publieke leeszaal te zoeken
tusscheri de advertenties om dan te schrijven op alles
DOOR L. VAN ARCEN.
Iederen ochtend, precies kwart over achten, trad
de heer Hilfort over den drempel van zijn woning,
met zijn actetasch in de eene en zijn hoed in de an
dere hand. Dan bukte hij om zijn vrouw een kus te
geven en wandelde statig door het voortuintje den
weg op naar 't station. En nooit vergat hij, bij den
hoek van de straat nog eens om te kijken om te wui
ven naar zijn vrouw, die daarna pas weer naar binnen
ging.
Al vijf en dertig jaren lang was dit zoo geweest, alle
dagen, met uitzondering slechts van de twee weken
vacantie in elk jaar. En de buren verzekerden, dat
ze hun klokken regelden naar het verschijnen van
den heer Hilfort 's-morgens.
Het echtpaar Hilfort gold als een voorbeeld voor
alle echtelieden in de buurt en iedereen wist, dat men
bij hen nooit tevergeefs aanklopte om hulp, zij gaven
veel en gaarne.
„Zelf hebben we immers maar weinig noodig,"
redeneerde Hilfort tegenover zijn vrouw. „Ik heb
een goede betrekking bij een solide firma, we heb
benhelaas!geen kinderen om voor te zorgen
en als ik eens sterf, krijg je voldoende uitgekeerd
van de levensverzekering."
De heer Hilfort was nu zestig jaar en zijn vrouw
was slechts enkele jaren jonger. Kalm en rustig was
het leven aan hen voorbij gegaan en hun wederzijdsche
liefde was met de jaren nog aangegroeid. Mevrouw
Hilfort glimlachte soms, met een gelukkig-tevreden
glimlach, om de nooit verflauwende ridderlijkheid
van haar man. Voor hem was de vrouw nog steeds
het teere hulpbehoevende wezen, dat slechts de zonne-
zijde van het leven zien mocht. Hij verafschuwde
de moderne auteurs, die realistisch de rauwe werke
lijkheid van het leven schilderden, maar, als in zijn
jeugd, genoot hij ook nu nog van de romans uit zijn
eigen tijd. En al was hij wat ouderwetsch gebleven,
hij had zich een blijmoedigheid weten te bewaren,
die zijn hart jong hield.
m
De nieuwe directeur van de Rodo-Maatschappij
zat voor zijn lessenaar te rekenen. Mr. Heukelaar
gold voor een financieel genie hij ging op in zijn
werk, en nu had hij zich tot taak gesteld, het dividend
der Maatschappij van 15% op 20% te brengen. Het
moest gelukken Het móést kunnen. Hetzelfde werk
voor minder geld dat was zijn devies.
Nu zat hij met de lijst der salarissen van de ver
schillende employé's, waarop tevens hun leeftijd en
dienstjaren stonden aangegeven. Het laatste interes
seerde hem niet. Het ging hier alleen om salaris en
om leeftijd.
Het potlood, dat de cijfers aanwees, stond stil.
„Hm." En mr. Heukelaar drukte op het belle
knopje.
„Stuur Hilfort bij me," beval hij toen kortaf.
Na een kort poosje verscheen de oudste bediende.
„Ja meneer informeerde hij beleefd naar de
wenschen van zijn chef.
„Ja hm 'n oogenblikje, Hilfort."
Mr. Heukelaar leunde achterover in zijn gemakke-
1 ijken stoel en bekeek zijn plompe vingertoppen.
„We leven in de eeuw van
den vooruitgang van effi
ciency van nieuwe ideeën
is niet zoo, Hilfort
„Ja meneer."
„We moeten met den tijd
mee hm móéten wel, als
we de zaken willen gaande
houden. Het is de eeuw van
de jeugd hm we moeten
allemaal op z'n tijd plaats
weten te maken voor de jonge
ren hm zoo is nu een
maal de wet de macht van
den sterkste is niet zoo,
Hilfort
„Ja-a meneer," zei de oud
ste bediende, min of meer
aarzelend.
„Juist. U ziet 't zelf in, hè
U bent 'n verstandige man. Hm.
We gaan de zaak anders
aanpakken hm en het
spijt de directie wel maar we
zullen niet langer gebruik kunnen maken van uw
goede diensten." Haastig wierp de directeur een
blik omhoog naar de stijve figuur die voor hem
stond. „Een kwestie van economie, Hilfort u
begrijpt 't wel, is niet zoo Hilfort We zullen u
natuurlijk gaarne hm de beste aanbevelingen
geven."
Het was Hilfort of zijn hart stil stond. Zijn keel was
droog en zijn oogen brandden.
„Heb ik heb ik reden gegeven tot ontevreden
heid stamelde hij.
De dikke hand van den directeur maakte een af
werende beweging.
„Welnee, absoluut niet. De kwestie is, dat we
moeten bezuinigen. Onze uitgaven zijn te groot,
véél te groot. Gedwongen bezuiniging. Een jonge
man hm kunnen we tegen kleiner salaris krij
gen u begrijpt 't wel, is niet zoo, Hilfort Maar,
u hebt nu al zoo lang gewerkt zeker aardig wat
overgehouden hm in vijfenveertig jaar. 'n Lich
tere betrekking zal u wel beter bevallen."
Mr. Heukelaar opende een lade en haalde er 'n
chèque-boek uit.
„Hm wij dachten u een maand salaris te geven.
Dan hebt u den tijd om andere plannen te maken
en eens rond te kijken. Hm natuurlijk zullen we
u gaarne aanbevelen bij een andere firma."
Hij vloeide zorgvuldig de chèque af en gaf hem
aan Hilfort, die aschvaal geworden was.
Ontslagen Na trouwen diensttijd van heel zijn
leven Te oud op zestigjarigen leeftijd
Rechtop, zijn hoofd vol verwarde bittere gedach
ten liep hij naar de deur. Hij zei geen woord. Zijn
trots verbood hem te pleiten om medelijden. Zwijgend
kwam hij ook in het groote kantoor, waar hij zijn
hoed en jas van den kapstok nam. Hij nam geen
afscheid van zijn jongere collega's, want hij voelde,
dat het eerste woord van sympathie hem in tranen
zou doen uitbarsten.
Toen liep hij op straat, doelloos, uren lang, tot
een gevoel van honger hem een lunchroom deed
binnen gaan. En terwijl hij een kop koffie dronk
en 'n broodje met kaas at sprak hij zich zelve moed
in, zooals hij vroeger zoo dikwijls anderen moed
TERNEUZEN. De wallen, een overblijfsel uit vroeger eeuwen, toen Terneuzen nog een
vestingstadje was.
wat hem maar geschikt voorkwam. Alles tevergeefsch.
Moed! Moed!
De dagen gingen voorbij de som gelds, die Hil
fort als laatste salaris ontvangen had werd kleiner
en kleiner. Als hij toch eens ooit antwoord kreeg!
Als hij toch maar eens ooit de gelegenheid kreeg om
zich te presenteeren om persoonlijk met een werk
gever te spreken, dan zou hij wel slagen. Maar zóó
was het geval immers hopeloos.
Weer zette hij zich neer om te schrijven op een
advertentie Eschdoorn en Co groote respec
tabele firma. - „Brieven met volledige informaties,
leeftijd Leeftijd Ja, die vroegen ze altijd. En
hij had altijd, volgens de waarheid zijn leeftijd op
gegeven, zestig jaar. Was dat zijn fatum? Kon hij
niet een weinig smokkelen? Zelfs negenenvijftig
klonk niet zoo oud als zestig Hij kende mannen,
die hun haar verfden en voor minstens tien jaar jon
ger doorgingen dan ze waren
Slechts even gingen hem deze gedachten door 't
hoofd. Neen, eerlijk wilde hij blijven. Dat ten minste
altijd. En eerlijk schreef hij het ook nu weer: „Ik
ben zestig jaar."
De maand was reeds bijna om. Hilfort voelde zich
soms wat duizelig. Kwam het omdat hij zich 's-mid-
dags nu nooit iets anders gunde dan één broodje
met kaas en 'n kop koffie
Ook nu weer zat hij zijn eenvoudig middagmaal te
nuttigen in 'n lunchroom. Moed! Moed! Het werd
al moeilijker moedig te blijven. Hij durfde nauwelijks
te denken aan wat er gebeuren zou in de naaste toe
komst
Aan een tafeltje tegenover-hem zat een oude dame.
Zij zocht onrustig in haar taschje en Hilfort schrok
opeens van den scherpen toon in de stem van het
bedienende meisje. Toen ontmoette hij de oogen van
de oude dame 'n paar angstige oogen.
Onmiddellijk stond hij op. Hij zag niet, dat de
kleeren van de oude dame, schoon ouderwetsch, toch
kostbaar waren, hij zag alleen dat ze hulp behoefde
en dat ze geleek op zijn overleden moeder
„Kan ik u ergens mee van dienst zijn, mevrouw?"
vroeg hij met een ridderlijke buiging. „Neemt u me
niet kwalijk ik hoorde de juffrouw zeggen