Abonnementsgeld Ie kwartaal Aan onze nieuwe Abonné's 18 ONS ZEELAND Mijn God, wat heb ik gedaan hijgde zij, ter wijl zij terugstrompelde en haar gezicht met de han den bedekte. Ze kroop naar de deur en wankelde de hall in. Op eens werd er gebeld. Een kreet ontsnapte haar en als in een droom opende zij de voordeur. Bij het licht van een straatlantaarn herkende zij den huis dokter. Hij liep vlug de hall binnen. Wel, bent u in het donker Hij knipte het licht aan en bekeek haar critisch. U lijkt zelf wel ziek. Dat gaat niet, hoor. Zullen we maar direct naar boven gaan Een vreeselijke angst bekroop Freda, dat er iets tragisch gebeurd moest zijn. Zij volgde den genees heer, Dokter, ik ben net thuis. IsHerbert ziek? Ze greep met kille handen de balustrade vast. De dokter keek verschrikt om. Maar beste kind, weet je er niets van riep hij uit. Neen, niets Je moet niet schrikken, maar Herbert stond vanmiddag toe te kijken toen ze een blok steen binnen brachten en toen brak een touw. Hij stond er vlak bij en het viel op hem. Hij is heelemaal niet goed, maar ik haal hem er wel door Ze wist niet, hoe ze de slaapkamer bereikte en als vastgenageld bleef zij staan. Freda Een zwakke stem drong tot haar door. Herbert.begon ze, maar ze kon niets meer zeggen. Zij kon alleen maar naast hem neerknielen en zijn hand vasthouden. 't Is niet veel meer, hè hijgde hij zwakjes. O, Herbert, ga niet heen blijf bij mij. Ik heb je zoo lief, ik houd zoo veel van je ik was gek om jaloersch te zijn op. Zij hield op en begroef haar gezicht in het kussen naast hem. Ik weet het wel, mompelde hij zacht. Maar kun je nu nog van mij houden ik kan misschien nooit meer werken en mijn hand gebruiken. Maar mijn meesterwerk is af en het zal de wereld ingaan en mij roem brengen. En als ik beter word, gaan we samen naar Weenen om het te zien. Je zult trotsch op het beeld zijn, omdat het mijn werk is en omdat jij het was lieveling die mij iedere seconde dat ik er aan gewerkt heb, inspireerde, ook al was je niet bij mij. Morgen komen ze het beeld halen. Zal je goed toezien Ja, ja. Ik zal er goed op passen zei Freda met droge, brandende lippen. Langen tijd bleef ze naast hem geknield, terwijl hij sliep. Toen hij 's morgens wakker werd, was Freda bij hem. Het beeld vroeg hij. Het is.... in orde.... antwoordde ze zwak. Ga nog eens kijken ik wil het goed weten drong hij aan, en op een blik van den dokter ging zij. Trillend op haar beenen ging ze het atelier binnen. Ze had het gevoel alsof daar iemand vermoord lag. Onder een stoel naast de tafel zag ze een oranje kleurige enveloppe van een telegram liggen, onge opend. Ze bukte zich mechanisch, raapte het papier op en stopte het in haar japon weg. Het was klaarblijkelijk vergeten door het ongeluk. Met brandend zelfverwijt in het hart keek zij de kamer rond en naar de rommel op den vloer. Met een schreeuw vloog zij er op af. Dat was geen marmer, dat waren de overblijfselen van een leeuw in klei Werkten haar hersens niet goed of bedrogen haar oogen haar Zij durfde haast niet te hopen dat zij zich den vo- rigen avond vergist zou kunnen hebben Ze nam het doek van een ander beeld af en daar.... daar.... Freda kon een vreugdekreet niet onderdrukken, want zij keek in de zachte, droevige oogen van haar man's meesterwerk. Als in antwoord op die uitgestrekte armen, strekte ze ook de hare uit en tranen van ver rukking, van opluchting en van oneindige dankbaar heid sprongen in haar oogen. O, mijn lieve vrouw der verlatenheid, wat heb ik zwaar gezondigd en wat heb ik een diep berouw O, wonder van oneindige erbaiming allen die lijden, moeten je liefde zien en hun bedroefde harten moeten getroost worden door jouw begrijpenden glimlach, niet .van verlatenheid, maar van Oppermachtige liefde Het rosige licht van den vroegen morgen lichtte zacht over het lieflijke blanke gelaat van het beeld en over het van geluk stralende gezicht van het jonge vrouwtje. TOEGEZONDEN BOEKEN Van de firma A. J. Bronswijk te Oostburg, uit geefster van het „Algemeen Advertentieblad ontvin gen we het Jaarboekje 1928, dat veel practische aanwijzingen inhoudt. Beleefd verzoeken we onzen abonné's ons het abonne mentsgeld over het 1ste kwartaal 1928 vóór 15 Januari per postwissel te willen doen toekomen of op onze post rekening 74988 te storten. Na dien datum zal per kwitantie over het bedrag, verhoogd met 0.15 dispositiekosten, worden beschikt. Het boek „RAWANA, HET TIJGERJONG" is in her druk. Waar de voorraad van den eersten druk door den grooten toevloed van nieuwe abonné's geheel is uitgeput, wordt dit werk aan onze abonné's nagezonden zoodra de herdruk gereed is. Wij verzoeken hen beleefd dus even geduld te willen hebben, DE ADMINISTRATIE. Wij ontvingen een storting op onze Postrekening voor het Kerstnummer d.d. 3 Januari, waarop geen naam van den afzender vermeld stond. Wij kunnen dezen het Kerst nummer dus niet toezenden, alvorens ons naam en adres worden opgegeven, DE ADMINISTRATIE.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 20