IDEAL NAAIMACHINES
ZIJN ONOVERTREFBAAR
EET'WOCl
FIRMA GEBR. KAAN - MIDDELBURG
Bij aankoop vrage men beslist dit merk
Sedert jaren bij vele families in gebruik
EENIGE IMPORTEURS:
Verkrijgbaar bij eiken soliden handelaar
6
ONS ZEELAND
De onbezette bank,
die moet ge nooit gebruiken,
want daardoor zoudt ge licht
uw reputatie fnuiken.
Die onbezette bank
wordt nu en dan bedolven
door 'n kletsend onderdeel
der overslaande golven.
Door zeewind en door zon
verdampen alle sporen,
de bank is een-twee-drie
zoo droog als vantevoren.
Ik frequènteer die plek
bij gunstig weer veelvuldig
en kom dus naderbij,
onwetend en onschuldig
Als wijlen Loreley,
wenkt mij de vrije zetel,
ik zet me peinzend neer
en onbewust vermetel.
Een cigaret, een boek,
het Scheldepanorama j
geen flauw idéé, dat ik
de held wordt van een drama.
Het volle-bank-publiek
verheugt zich al bij voorbaat,
blij, dat weer een „patiënt"
den boulevard-doop doorgaat.
Na een minuut of drie
ben ik niet meer de oude.
Een stukje branding doet
mij rillen van de koude.
Mijn pantalon is nat,
de vouw erin verdwenen,
mijn cigaret gedoofd,
mijn goed figuur is henen.
En op de tweede bank
verstomt het luide praten,
ze hebben stiekum pret,
ik heb het in de gaten.
Ik ga met stille hoop
óók bij die menschen zitten
ook ik ben niet volmaakt,
al doe ik veel aan vitten.
WILLEM TELL II.
Toen ik dien eersten Kerstmorgen wakker werd, m'n
slaperige oogen uitwreef en naar buiten keek had ik
wel weer regelrecht m'n mandje in willen stappen.
,,Mooi Kerstweer!" bromde ik.
,,De regen klettert neer en de straten zijn vies. Er
hangt een lucht, waar je van rilt!"
Ik had zoo vurig gehoopt op een witte Kerstmis.
Tweeden Kerstdag.
M'n neus is koud boven het warme dek. Zou 't
Hoopvol hip ik m'n koesterend beddeke uit, naar
het raam toe.
Bah
Motregen Natte straten Landerige menschheid
Het beloofde bezoek aan Blaricum, een héélen dag
in het sprookjeshuis, dat we in onze vacantie bewoon
baar maakten, begint een obsessie te worden en je
stelt je al voor hoe kil het in den trein en het tram
metje zal zijn, ruikt al bij voorbaat de akelige lucht
van menschen met natte regenjassen aan.
Bah
Natuurlijk was 't geen haar beter, dan je je voor
stelde. De tremen overvol en de muffe geurtjes, ze
waren er
Uit het trammetje gekomen beende je haastig, als
een kip, met opgetrokken kuierlatten, den modderweg
af naar het lieve huis toe, dat wit al schemerde tus-
schen de kale boomen,
A'leen al het zien er van deed je humeur-barometer
stijgen.
„Stakk'ed nog toe Bê-je niet koud
Een vriendelijke stem was het, die het vroeg en je
herkende een Blaricumsche, die je voorheen petro
leum had geleverd.
In de verte hoorden ons „de drie musketiers" al en
een gesnater van je welste begroette ons.
Maar 't was toch miezerig, de boomen kaal en de
lucht grauw en de eenden vaal
We lieten den klopper hard neervallen op de
huisdeur.
„O, zijn jullie daar al Fijn Kom gauw binnen,
je bent nat en koud
Dennengeur.... knapperend hout.... hulst overal
en een stemming.
Of een tooverfee even over je oogen had gestreken
en plots je uit de duisternis in het licht had getrokken.
Het zitten om de schouw in groote, gemakkelijke
stoelen, met geen ander geluid, dan gedempte jonge
stemmen, die het eeuwig mooie sprookje vertellen van
jong geluk.
Daar zat je dan stil te luisteren en te genieten van
al wat om je heen was en dat terugvoerde naar heel
oude tijden, naar vorige generaties, lang, lang geleden,
die ook zoo gezeten hadden.
Om de schouw hebben we ons kopje koffie genoten
Vervolg op bladz. 8