Zoxjje Krakelingen SALON BYOU 1026 GROOT-ROTTERDAM V. ï^OSSEWS SIGAREN TABAKKEN Laagste Clgaretfenprifzen 43.— Gramofoonhuis „COSTA MILONA" le Middellandstraat 36 (naast ncmds VOOR ELK Z*N KEUS HENIGER Jr. WCtl'-sÏ4> THE ft. Station r" (GEEN KEUKENSTOOF) met Zwitamdi DabMvMrwnrk en S Jaar garaatta Zonder één cent handgeld met één Gulden per week Gramofoonplaten leveren wij op betaling van I.per week jj Voorhanden de platen £a c'eat Paria en Alaeka ƒ1.- p. 8t. J „Bent u eerbaar stifA en pooral maarheidslienend'C' „Seen, meunntm, neem urnen me niet kmnfijk, maar ik ben een goede keukenmeid V' (Punch.) Grootst* sorteering 8MB ültelca Lage prezen Vijf étalages Telefoon 11309 Cecile„Ze 2eggen, dat Louise met haar eerste liefde getrouwd is 1" Ria„Wat moet dat vervelend zijn, als de eerste liefde een blij vende blijkt te zijn!" DE GROOTSTE KRACHT. A.: „Welke is de grootste kracht van water, aan den mensch be kend B.: „Vrouwentranen!-1 ONTGOOCHELING. Heerlijk I juichte de sentimenteele aanbidder, terwijl hij de haarlok kuste die de kamenier hem gegeven had. Hier heb je een rijksdaalder. Maar hoe heb je de lok kunnen afknippen, zonder dat je meesteres het merkte? O, dat ging nogal gemakkelijk, antwoordde de kamenier. Ik heb gewacht, tot ze even de kamer uit was. YVut de man die beweert eiken dag 'n kt nul bud te nemen, zich hiernamaals bereid ziet (London Opinion.) Onderwijzer: „Hoeveel bedraagt de rente van 500 gulden in één jaar tegen twee procent, Tom?" Zoontje van een financier: „Twee procent zegt u? Daar heb ik geen interesse voor!41 Juffrouw Marks: „Wat draagt ge daar bij u in dat medaillon Is het 'n aandenken Juffrouw Merks: „Ja, het is een haarlok van m*n man." Juffrouw Marks: „Maar uw man leeft toch nog?" Juffrouw Merks: „Jawel, maar z'n haar niet meer!" TAALBLOEMPJE„Excuseer m'n handschoen, mijnheer." NAAR HUIS. Mevrouw Pasgetrouwd: „Johan, wil je even naar het station gaan, om moeder af te halen, om haar den weg te wijzen naar huis Haar man„Natuurlijk, liefste. Waar woont ze T' NIET GENOEG. Bezoeker: „Uw nicht moet zooveel van muziek houden, naar ik gehoord heb."' Zijn gastheer: „Ja, maar toch niet genoeg, om van de piano af te blijven." ALS EEN ECHTE BABY. Winkelbediende: „Deze pop is als een echte baby. En ze doet haar oogen toe en gaat slapen, als men ze neerlegt." Vader: „Noemt u dat als een echte baby? Ik kan wel merken, dat u niet getrouwd bent." ZI1 KON HET NIET HELPEN. Schooljuffrouw: „Je bent vandaag heel zoet geweest, Elly, anders zit je altijd zoo te draaien, maar nu heb je netjes stil gezeten. Dat is heel lief.44 Elly: „Ja juffrouw, maar ik kon het heusch niet helpen; ziet u, dat komt omdat ik vandaag een stijven nek heb.44 „Janninga: „Zeg, ik hoor dat Smit een nieuwe kamer zoekt. En hij heeft er juist de vorige maand een aangenomen Y* Feninga: „Juist, dat is degene waarnaar hij zoekt." TANTE POST. Aan het postkantoor te Amsterdam werd een brief ontvangen afgestempeld in een kantoor van een klein dorpje. Op het adres stond: „Aan mijn lieven zoon Hendrik te Amsterdam." „Waar dien „lieven" zoon te vinden Men liet den brief liggen. Drie dagen later kwam er een stoeren boerenjongen aan het lo ket van het 'postkantoor en vraagt aan het aardige juffrouwtje „Juf, is er geen brief gekomen van mijn lieve moeder?" Lachend kijkt het jonge meisjd den boerenpummel aan en vraagt Bent u een lieven zoon Hendrik?" „Jawel, juf, dat ben ik." Lachend reikte ze hem den brief en zei: „Dat 's dus in orde." Hij„Ik ben blij, Sophie, dat je er nog juist bijtijds <un hebt gedacht. Wat zou ik zonder stokken op de golfbaan begonnen zijn (The Humorist). GOEDE MANIEREN. In een handschrift van de XVe eeuw staan de volgende voorschriften Wanneer gij drinkt, zult gij den beker met beide handen van de tafel nemen en aan uw mond brengen, en ook alzoo wederom neerzetten. Gij zult niet drinken als een voerman, die een wa gen smeert; ook zult gij niet drinken, wanneer uw buurman drinkt. Gij zult niet in den beker hoesten, noch gedruisch maken als 'n os, noch gorgelen als een paard, noch den neus in den beker steken als een zwijn. Gij zult nemen hetgeen voor u op den schotel ligt en niet hetgeen voor uw buurman ligt. Wanneer gij met een heer aan tafel zit, geef dan wel acht: wanneer hij drinkt, zult gij niet eten. De soep zult gij niet uit het bord drinken, maar met een lepel eten, en niet slurpen gelijk een kalf, maar zachtjes gelijk een jonge juffrouw.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 18