De Gebroken Arm VRIJ NAAR 'T ENGELSCH DOOR M.M.-T. 1010 GROOT-ROÏÏERDAM Met een sombere uitdrukking op zijn gezicht, welke goed zou hebben gepast voor een aan spreker in de uitoefening van zijn beroep, kwam Jan zijn neef opzoeken. Ik heb slecht nieuws voor je, Karei," zeide hij zuchtend, de zwaarmoedige uitdrukking van zijn ge zicht ook in zijn stem. „Slecht nieuws," schrok Karei. „Toch niet iemand dood?" „Nee, maar als je niet gauw een uitvlucht weet te bedenken, zou je willen, dat je het was!" ging Jan door. „Ik heb net oom Frans gesproken en die vertelde me, dat hij juist klaar gekomen was met een bijzonder interessant a.Jkel jover denk eens aan Gegoten Ijzer! Hij wil daar een lezing over houden. En let wel hij vroeg me meteen om even bij jou aan te gaan en je te zeggen, dat je hem een groot ge noegen zou kunnen doen. Ik hoef je niet eens te zeggen, waar dat genoegen uit be staan zal," eindigde Jan somber. „Jij als journa list. „Lieve help!" riep Karei wanhopig uit. „Ik moet dat artikel van hem na tuurlijk in een behoorlijken vorm gieten en meteen typen, omdat zijn stijl niet al te best is en hij niet kan machine-schrijven. Hij heeft me al zoo vaak met der gelijke baantjes willen op schepen, maar ik heb ze bijna steeds weten te ontduiken. Waar gaat dit laatste ding ook alweer over?" „Over Gegoten Ijzer," her haalde Jan gewichtig. „Nou vraag ik je," riep Karei ongeduldig „wat is er nu over gegoten ijzer te zeg gen? Wat kunnen de men- schen daar nu over willen hooren? Waarom kan oom Bij de Rotterdamsche Dr< jgdok-Maatschappij werd vorige week Donderdag het dubbel- schroef-mailschip „Nieuw Zeeland" met goed gevolg te water gelaten. Het schip zal na af bouw aan de k >n. Paketvaart Mij. worden overgedragen. Hierbij een foto van de doop plechtigheid. Door mevr. Ruysch werden de laatste beletselen weggenomen. zooals b.v. verleden maand met dat reizen zonder kaartje, of zooals „Doe nu niet zoo aardig!" protesteerde Jan. „Dit is zoo zeker als wat. Het kan niet verkeerd loopen. Doordat je over het gebruik van je handen sprak, kwam ik op het idee." „Nou, dat is zoo. Zoolang ik de knopjes van de schrijfmachine kan neerdrukken, is er voor mij geen ontkomen aan. En ik zou er toch zoo graag iets op vinden." „Wel, zorg dan, dat je e?n van je handen niet ge bruiken kan!" riep Jan triomfantelijk uit. Het lanlarecorp6 van dc Doek Yards luisterde dc plechtigheid met muziek op. „Hé?" „Wat belet je om je arm te breken, of er tenminste zoodanig letsel aan té krijgen, dat je er niets mee doen kan! Gom zal het dan niet van je vergen kunnen." „Als je nou denkt, dat ik van plan ben mijn arm te breken om aan dien vervelenden middag te ontkomendan heb je het mis," antwoordde Karei minachtend. „Als dat je schitterend idee was, denk dan nog maar eens na." „Ik heb toch niet gezegd, dat je je arm werkelijk moest breken, ezel," legde Jan uit. „Als hij maar goed verbonden is en in een slinger hangt, wie ziet dan het verschil Ik bedoelde alleen maar, dat je zoo, met je arm in verband, bij oom aan zou gaan; nou en dan kan hij natuurlijk niet anders doen dan zijn medelijden betuigen en je weer laten gaan. Zoo eenvoudig als wat, en er is geen speld tusschen te krijgen." „H'm! Werkelijk niet zoo kwaad, 't Lijkt beter dan je gewone goede invallen. Ik geloof waarachtig, dat ik het zal probeerenik moet toch aan dat baantje zien te ontkomen. Weet jij wat van gebroken armen en een verband daarvoor, af?" „Wat nou Ik ben toch niet voor niets lid van Eerste Hulp bij Ongelukken? Laat mij maar even wat verband en zoo halen, dan heb ik je in een wip klaar. Je kan dan nog wat aan het gebruik van slechts één arm wennen en na de koffie naar oom gaan." „Als je soms denkt, dat ik ai zoolang vooruit met dat ongelukkige ding wil loopenbegon Karei kwaad. Doch zijn vindingrijke neef was reeds verdwenen. En precies om twee uur stapte Karei min of meer vermomd als het slachtoffer van een of ander spoor wegongeluk, zijn arm gespalkt en stevig verbonden, in een doek hangend, de deur uit, op weg naar zijn oom. Hij voelde zich niet erg op zijn gemak en vond dien witten doek om zijn hals wel wat afbreuk doen aan zijn anders zoo keurig verzorgd uiterlijk. Ook was hij bang, vrienden of ken nissen tegen te komen, die hem enkele uren geleden nog gaaf van leden gezien hadden en dus wel eens lastige vragen konden stellen. Hij stapte j u st van het trottoir af. terwijl hij nog eens omzichtig omkeek, of er ook in de zijstraat geen bekenden liepen, toen hij een hevigen schok voelde, waar door hij terugviel, juist met zijn verbonden arm tegen een lantaarn paal. Het was nog een geluk voor hem, dat de plank en het verband veel van den stoot verzachtten, maar toch wreef hij inet zijn pijnlijk gezicht zijn elleboog, terwijl hij rondkeek naar de oorzaak van dit alles. Daar, even voorbij hem, was een aardig uitziend jong meisje bezig haar kleinen auto te doen stoppen, en meteen stapte zij uit, hem met een verschrikt gezicht naderende. „Kunt u het me vergeven?" vroeg ze bevend, met een angstigen toon in haar stem, „Ach hemel het spijt me zoo. Ik had dien hoek ook niet zoo om mogen rijden. Heb ik u erg veel pijn gedaan?" „Eh weineen," antwoordde Ka- rel. „Ik stootte alleen maar tegen dien lantaarnpaal, dat was alles. Het Onder de vele autoriteiten, die de plechtigheid bijwoonden merkten wij ook generaal Snijders op (geheel rechts). Naast hem dc directeur der Rotterdamsche Droogdok Mij., de heer Endert. Frans het gegoten ijzer niet met rust laten!" „Maar je zal je er toch nog wel uit kunnen redden," troostte zijn bereidwillige neef. „Je kan oom Frans natuurlijk niet zeggen, dat hij naar de maan kan loo pen met zijn gegoten ijzer, maar je kan toch wel een uitvlucht bedenken over een afspraak of zoo." Karei keek zijn neef troosteloos aan. „Je begrijpt het niet," zei hij. Het is niet maar een bloot toeval, dat oom Frans me voor dit baantje uit zoekt. Een paar maanden geleden was ik dom genoeg om hem bij zooiets behulpzaam te ziin. Het betrof toen een luchtig dingetje, waar ik gauw mee klaar was. Doch sindsdien heeft hij me met zulke dingen als het ware achtervolgd, en ik heb al zooveel uitvluchten daarvoor verzonnen telkens, dat ik nu niets meer be denken kan, dat hij nog zou kunnen aanvaarden. Neen jongen, zoolang ik nog een beetje kan schrijven en het gebruik van mijn handen heb, ontkom ik niet aan dit noodlot." Karei," viel Jan hem toen ineens enthou siast in derede, „ik weet wat!" Karei keek twijfelachtig. Is het weer zooiets als je gewone schitte rende ideeën, Een folo, genomen op het moment, dat de „Nieuw Zeeland" van stapel liep.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 2