in JL; DOOR ROSA CORTHAUTS-VAN PUIJENBROEK Alida.... ik.... ik zou je eens willen spreken, maar noem me, ik bid je, geen juffrouw. Laten wij vriendin- nenzijn, Alida, goede vriendinnen. Ik heb zoo'n behoefte aan iemand, die me begrijpt, die met tne mee leeft, meevoelt en ik geloof, ik hoop, dat jij zoo «emand bent Ook ik verlang naar een vriendin," zei Alida. „En dat ik er nog geen heb, is daaraan te wijten, dat ik nog al kieskeurig ben. Ik hou niet van meisjes, die zoo oppervlakkig over het leven denken en slechts op plezier en pret uit zijn. Ik hou niet van die dame tjes, die haar genot buitenshuis zoeken en zich ge dragen alsof haar hetzelfde geoorloofd is als den man." „Ik heb je karakter juist beoordeeld, Alida," zei Eva verheugd. „Daarom vraag ik je, nee, smeek ik j( mijn vriendin te willen worden Even aarzelde Alida „Maar uw moeder, Eva „Mama heeft je toch ontvangen en al dikwijls met lof over je gesproken." Alida stak Eva de hand toe „Ik wil graag, heel graag, Eva." Bewogen omhelsden zij elkander, sloten aldus een verbond Van trouwe, hechte vriendschap. Ze namen plaats op de sofa, dicht bij den haard en Eva rond kijkend, bewonderde verbaasd „Wat gezellig is het hier ingerichtZoo echt knus Ik hou niet van groote, holle kamers..Die kleed jes en kussens heb jij zeker allemaal gemaakt, Alida „Ja, hier en ook op kostschool. Ik hou wel van handwerkjes.... Zeg, mag ik een kop chocola voor je laten klaarmaken sprong ze op. „Voor jou dan ook." „Ja, ook voor mij," glimlachte ze. „Ik zal Maartje even waarschuwen." Ze kwam weer aanstonds terug, begon druk te praten over haar verblijf op kostschool, om een ge sprek over het verlovingsfeest te vermijden. Ze wist immers dat Eva ongelukkig zou worden Gisteren nog, toen ze op de receptie was geweest en de familie, daar op een rijtje staande, de gelukwenschen in ont vangst nam, had ze bemerkt, dat Eva, niettegen staande haar glimlach, afwezig washaar oogen spraken dien glimlach tegen haar stem was niet vast en eenieder veronderstelde, dat dit van emotie was, maar zij, Alida en haar vader, begrepen er de diepe beteekenis van. Maar Eva, die te zeer onder den indruk van het gebeurde was, begon er zelve over en stortte schrei end haar verdriet uit. „Wat moet ik doen, wat moet ik beginnen, Alida Ik bemerk, dat hij niet van me houdt, zooals ik me voorgesteld heb, eens door een man bemind te wor den En ik heb een voorgevoel, dat hij me vraagt, omdat wij rijk zijn." Alida beefde. Ook Eva wist niet anders, dacht dat zij fortuin hadden. „Ik had me een gansch anderen man gedroomd," vervolgde Eva. „Maar nu weet ik vooruit, dat wij nooit lief met elkaar zullen kunnen omgaan. Voor het oog van de wereld zullen wij.een goed huwelijk zijn, maar het huiselijke lev^n ttfl koud en doodsch zijn ver van elkaar zullen we't&vfen^onze zielen nooit elkander naderenik had er me zoo iets heerlijks van voor den geest gehaald. Niet met hem, voegde ze er haastig en diep blozend bij. Zei nog eens Nee, niet met he mmaarmet Henri Schoon- veld „Eva!" schrok Alida. „Ja, laat me dat maar bekennen, Alida. Wij zijn nu immers vriendinnen, trouwe kameraden, die geen geheimen meer voor elkaar hebben Ik zag zoo'n heerlijk leven voor me...." Ze vervolgde, als sprak ze tot zichzelve „Wat moet het zalig zijn te weten, dat men bemind wordt.dat er twee beschermende armen om je heen geslagen worden, als je een schim of donkere wolk denkt te bespeuren, dat je je daarin mag nestelen.... te weten, dat je veilig bent, te weten, dat er iemand is, die je liefheeft om je-zelve...." „Zou er zulke liefde bestaan, Eva vroeg Alida, denkend aan de woorden van Piet, op het feest onder den dans tot haar gesproken. „Als het ware lierdc is, ja, dan moet dat zoo zijn En zie je, dat.... dat zou ik missen.... Daar ben ik van overtuigd. Ik zou altijd hunkeren, smachten naar datgene wat mij gelukkig kon makenMijn leven zou onbevredigd blijven. Al die jaren zie ik voor me zonder huiselijk geluk.... door het elkaar niet toebehooren met hart en ziel.... Weet jij geen raad, geen uitkomst voor me, Alida Alida overwoog, toen voorzichtig, opperde ze „Als ik er vader eens over sprak Vader kent meer van het leven dan ik „Als jij in mijn plaats was, wat zou jij dan doen „Niet met hem trouwen," antwoordde ze beslist. „Ik doe het ook niet't is uitEr kome van wat wil Alida dacht na geen feesten dan, geen uitzet, geen bruidsschatvader voorloopig geen zorgen Zij kreeg een inval. „Daar hij denkt, datje rijk bent en hij je daarom vraagt, zou ie hem dan niet eenleugentje Eensklaps zagen ze Piet den tuin in komen. kunnen vertellen, ver- \t pr trouwende op zijn eer 1\|0» O van edelman er geen mis bruik van te maken, bijvoorbeeld dat je niet zoo rijk bent als.hij wellicht vermeent dat.... dat de fabriek met hypotheek belast is een klein leugentje, een fopperijtje eigenlijk om bestwil, Eva Eva straalde „Zou je denken, Ali „Je laat het dan maar aan hem over om je af te schrijven. Die beleediging moet je dan maar als een gelukwensch voor je beschouwen." „En zou daar niemand achterkomen?" „Waarschijnlijk niet, denk ik. Ik veronderstel, dat hij de reden, waarom hij van een huwelijk met je af ziet, voor hemzelf wel zal verzwijgen. Dat snap je toch wel, niet Anders zou hij immers het bewijs leveren dat hij jeom je geld vroeg." „Wat ben jij toch verstandig," bewonderde Eva. „Ja, dat is een goede oplossing, dunkt me." Ze klapte in haar handen, zoende Alida verheugd een paar ma len. „Laat je chocola maar niet koud worden," waar schuwde Alida glimlachend, haar het kopje aanrei kend om haar wat te bedaren. Ze kneep Alida even in de hand en lachte haar onder het drinken tegen met haar oogen. Toen begon ze weer „'t Is net of ik nu al vrij ben Ik kon van morgen zijn ring, dien hij mij gisteren gaf, niet aan doen, ik kon nietMama wees er mij op, maar ik liet hem netjes in het doosje. Dien moet ik hem dan terugzendenHemeltjeliefHoe zal alles af- loopen En mama!? Wat zal zij zeggen?Zul len we samen den brief opstellen Toe, Ali, doe me dat genoegen „Liever doe ik het niet, Evaje begrijpt.... Als je mama er achterkwam.. „Mama zal er nooit iets van bemerken, dat beloof ik je, niemand, niemand, dat blijft onder ons." Alida liet zich overhalen en een kort, beleefd briefje werd opgesteld, hetwelk Eva thuis zou over schrijven en stiekem per post zou verzenden. „Zoedra ik nieuws heb, kom ik het je vertellen," zei Eva, Alida nogmaals hartelijk omhelzend. De vrienaschap was voor goed gesloten en beiden, in-tevreden, bleven nog wat keuvelen. Eensklaps zagen zij Piet den tuin in komen. Beiden schrokken op. Eva omdat hij haar in de woning van Benthuizen zag en Alida omdat het Piet was, die anders nooit kv am. „Mag ik binnenkomen riep hij voor het venster, toen de jonge meisjes zich vertoonden. Alida's hart bonsde en haar wan gen waren rood en warm geworden als het gloeiende vuur in den haard. Ze opende de voordeur en1 legde haar bevende hand in de zijne, die hij stevig omknelde, terwijl hij haar diep in di :>ogen blikte. „Dag, Alida! Hoe is 't met je?" „Best Wat zit je vol sneeuw," lachte ze nerveus, hem met zijn jas helpend. „Zoo, zusWat doe jij hier wendde hij zich, geërgerd, tot Eva. „Dat kon ik ook wel aan jou vra gen," kaatste ze terug. „Maar kom mee, ik zal het je vertellen Alida en ik hebben een vriendschaps verbond gesloten. Hoe vind je dat, zeg „Best, best knikte hij. „Je kon geen beter keus doen." „Een kompliment voor mij," zei Alida, sigaren en een aschbakje voor Piet neerzettend. „En een verheugend nieuws voor mij," vulde hij aan. „Ook een kop chocola vroeg ze, hem niet bij zijn voornaam durvende noemen. „Liever een sigaar als tenminste de dames mij veroorloven te rooken." Alida knikte bevestigend en nam weer naast Eva plaats op de sofa. Piet merkte, terwijl zij over het een en ander spraken, het groote verschil tusschen de meisjes op. Beide waren mooi doch zijn voorkeur ging steeds naar de brunetten de blonde vond hij te fijn van teint blauwe oogen bekoorden hem nietde donkere was te gevaarlijk, niet goed te ver trouwen. Alida was zoo iets bizonders heur haar was wat minder rood dan terra-cottakleur, mooi bruin zooals nog niet geheel rijpe kastanjes chataigne kon men' het ook niet noemenongemeen was het, on-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 14