(I it het Zeeuwsche I olksleoen.) 1052 GROOT-ROTTERDAM ten kiekje van het in aanbouw zijnde abattoir te Goes. Het echtpaar Jacobus Bommeljé en Leintie Brandsteder te 's Heer Arendskerke hoopt 23 Januari a.s. zijn 60-jarig huwelijksfeest te vieren. Het is op den avond van den elfden November. Langs den West-Kapelschen Zeedijk brult de störm, loodzwaar hangt het zwerk op de woest kokende golven der Noordzee, die hun koppen met schuim hoog opslingeren tusschen de grauw op rijzende palissaden der Walchersche kust. Alles is gevat ais in een loodkleurig omhulselslechts ver aan den horizon bemerkt rpen een smalle streep geel, die duivelachtig op de zee schijnt te rusten en daarboven zwarte wolkennacht. Nog steeds neemt de storm in hevigheid toe. Brullend en donderend slaan de golven tegen den stoeren vuurtoren aan, cie zich daar vóór ons verheft als een wachtpost tegen den donkeren achtergrond, een achtergrond, die steeds donkerder Borat. Het licht van den vuurtoren schijnt tot ver over dat licht,'dat zoo dikwijls den schippers aan de :euwsche kust zoo vriendelijk toewenkte en voor verweerden bast gaat een bede op naar den Aller hoogste, om van hem redding te erlangen. Wij denken het met hen mede „O, Heer, behoed hen Weldra is het ranke bootje in zee acht stoere gasten met hun stuurman hebben reeds hun plaats ingenomen. Ze hebben afscheid genomen van hun vrouwen en kinderen. Geen ontroerend afscheid, alleen een stevige handdruk, die boekdeelen spreekt. De strijd gaat beginnen, die strijd op leven en dood, ie golven, oikende Z- her. de veilige baak is op de onbekende stranden. Maar thans is het voor het scheepje, dat daar ver weg in strijd is met de wilde baren, een treurige en onheilspellende bode van de nabijheid der gevaarlijke Zeeuwsche platen, die den schipper met dood en verderf bedreigen. Bij den helderen schijn, vlak bij den vuurtoren, onder scheiden wij een tiental 'stoere visschersfiguren Zeeuwsche waterleeuwen. In het licht van den vuurtoren volgen zij met strakke gezichten het in nood verkeerende scheepje. Allen zijn vervuld met. maar één gedachte „Redding". Geen woord wordt gesproken. Als bij ingeving scheiden een achttal mannen zich van het groepje af en begeven zich naar de loods, waar de reddingboot staat. Spoedig gaat de- mare door het. dorp Men zal een poging doen tot redding der schipbreukelin gen Lr komt meer en meer volk op het strand. Als brie- schende rossen hollen de golven aan en slaan haar witgekuifde koppen te pietter tegen den dijk. De aanwezigen schudden het hoofd, men uit zich niet, maar in de harten spreken stemmen, die zeggen „Daar komt er niet één van terug", maar een andere stern spreekt: „Het moet". Achter dien ruw want het is of de golven nog woester gaan tieren, nu zij bemerken, dat men haarde prooi wil ontnemen. Brullend slaan ze uiteenspattende golven over de boot, maar de bemanning weet van geen terugkeeren. Daar in dien kouden Novemberavond dringen negen helden onder onbeschrijflijk worstelen vooruit, nu eens neerploffend in een zwarte diepte, dan weer rijdend op de witte kammen der hooge golven, als een prooi in de machtige hand van de woedende ele menten. Als een heldere fakkel schiet van het in nood ver- keerend schip een vuurpijl de hoogte in, als een bede om hulp, als een afscheid aan het leven misschien. Zeer belangrijk was een 60 jaar geleden de mcckraptecit in Zee land, op de Zuidhollandscbe eilanden en in 't Westen van Noord- Brabrant. De jonge plantjes (kiemen genaamd) werden 4 aan 4 uitgeplant in bedden (ruggen, rikken), plu». 60 c.M. van elkaar. Na een groeitijd van 2 of 3, soms 4 jaar, werden de planten van het groene loof ontdaan en de wortels uitgegraven, om daarna naar de stoof vervoerd te worden. In de stoof werden de wor tels over een vuur op latwerk gedroogd, daarna met vlegels in korte eindjes geslagen en vervolgens in een molen tot fijn poeder gemalen. In vaten (inhoud 1000 I..) werd dit poeder in den handel gebracht en verkocht aan fabrieken, welke er een roode of aan rood verwant zijnde verfstof van maakten, welke alleen diende tot het verven van allerhande kleersloffen. - Op onze foto ziet men de aloude meckrapstoof te Oecrsdijk (Noord-Beveland), welke thans voor landboyw-doeleindeii ingericht is. Vlak bij den vuurtoren gaal het antwoord naar boven, een vuurpijl, die roept „Wij komen Ln intussehen werken de mannen in de redding boot met reuzenkracht op tegen golven en storm. Het zijn Zeeuwsche harten, beproefde vuisten, die reeds zoo dikwijls een soortgelijken strijd hebben gestreden, maar desniettegenstaandrt zijn geweldige kracht, volharding en voorzichtigheid noodig. leen zeldzame bedaardheid vertoont z.itli hier binnen de wanden van liet bootje. Geen woord wordt gewisseld, leder weet, wat er op liet spel staal „Sterven of Over winnen' Langzaam kom) men vooruit, men nadert meer en meer het wrak, waarvan de romp spookachtig uit steekt boven de woeste golven. Zouden zij te laat komen, zou al hun streven voor niets geweest zijn, of is er nog leven aan boord V Maar de worsteling duurt voort. Langzaam maar Ij':. Voorstraat t': V/isselrerkt: (.NoorrJ f'.i:vt-lan'O, tljc op 'kn achtereronrj langzaam omhoog fctind-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 20