■HHH KAPITEIN H. G. SMOOLENAARS DOOR J. C. W. DUNCKER 1054 GROOT-ROTTERDAM Wat is er van uw verlangen," vroeg kapitein Smoolenaars, toen 't mij na veel moeite ge lukt was, toegang tot zijn woning te ver krijgen. Er lag een ietwat vermoeide trek over het vast beraden gelaat en de uitdrukking der oogen was niet zóó doordringend, als ze geweest moet zijn op het tijdstip, toen 't de „Alhena" gelukte, langszij van de „Mafalda" te komen Geen wonder ook vijf of zes dagen van huldiging, zooals kapitein Smoolenaars die in Rotterdam mocht ondervinden, vergen méér van iemands krachten, dan drie maanden, te midden van de gevaren der zee doorgebracht „Kapitein," zeide ik, „er is in de verschillende dagbladen al zóóveel geschreven over uw moedige reddingsdaad, dat 't voor mij wel onmogelijk zal zijn, daarover nog iets nieuws van u te vernemen. In plaats daarvan zou ik dan ook liever van u eenige bijzonderheden willen hooren over uw levensloop, opdat ik uw korte biografie kan samenstellen voor onze rubriek „Bekende Rotterdammers". Kapitein Smoolenaars keek bedenkelijk en maakte een afwerend handgebaar. „U zult mij toch moeten toegeven," ging ik voort, „dat u op 't oogenblik wel tot de meest-bekende onder alle „Bekende Rotterdammers" behoort Tegen dit argument was geen ontkenning moge lijk en zuchtend zette de kapitein zich neder om aan mijn verzoek te voldoen. „Wanneer ik geboren werd Op 31 Januari 1879 te Haarlem, op de Bakenessergracht in een héél oud huis, dat van omstreeks 1200 dagteekent. Nu, even oud-Hollandsch als dat huis, is de familie Smoolenaars. Ik mag dan ook met recht zeggen, dat ik uit een volbloed-Hollandsch geslacht afstam." De kapitein zeide 't met fieren trots. Blijkbaar wist hij ten volle het voorrecht te waardeeren, een zoon te zijn van het zeevaardersvolk bij uitnemend heid, aan welks roemrijke geschiedenis nu weder door hemzelf een mooie bladzijde was toegevoegd. „Ik werd onder de namen Henricus Gerardus ingeschreven in de registers van den Burgerlijken Stand," ging kapitein Smoolenaars voort. „Van mijn jeugdjaren valt niet veel bijzonders te vermelden. Ik bezocht natuurlijk de lagere school en dan.... ging ik al vroeg naar zee. Nog niet ten volle dertien jaar oud, maakte ik al kennis met Indië." „Was u als jongmaatje daarheen gevaren „Ja, ik kreeg mijn opleiding op een zeilschip, waarmede ik vanuit Amsterdam het zeegat invoer, Sindsdien heb ik natuurlijk heel wat reizen gemaakt te veel om op te noemen. Ik heb gevaren voor ver schillende maatschappijen." „Dus bracht u het grootste deel van uw leven op zee door „O ja, vrijwel de eenige groote onderbreking werd teweeggebracht door mijn diensttijd. Ik heb mijn militaire verplichtingen vervuld bij het corps torpc- disten in den Briel. Daarna ging ik weer naar zee, behaalde achtereenvolgens de noodige diploma's en doorliep de verschillende rangen. In 1905 kwam ik bij van Nievelt Goudriaan en Co's Stoomvaart Maatschappij als tweede officier. Drie jaar later, op 12 November 1908, trad ik in het huwelijk...." „Maar, man," klonk plotseling een stem uit de achterkamer, „zit je daar nu je heelen levensloop te vertellen Moet dat allemaal in de krant komen Tegelijkertijd vertoonde zich mevrouw Smoole naars. „Wij hebben al een paar maal ondervonden," zoo verduidelijkte zij haar bezwaren, „dat iets, wat mijn man gezegd heeft, geheel verkeerd wordt weer gegeven." „Ja, dat is heel onaangenaam," stemde de kapitein met zijn echtgenoote in, „ik geloof nu wel niet, dat Een mooi stukje huisvlijt. Een onzer abonné's heeft de monu mentale fontein op het Burgemeester Hoffmannsplein te Rotter dam te Rotterdam nagemaakt. De figuren, o.a. een engel, twee achterstevens van schepen, twee kronen enz. zijn van zink ge goten; de vormen daarom zijn uit hout gesneden. Het geheele stuk is met de hand vervaardigd. De „Nenifto" in wording. Een kijkje van een der in aanbouw zijnde torens van den hoofdingang. Hij zal 54 meter hoog worden. Door den storm is te Ridderkerk een groot warenhuis van den heer P. Be/.emer geheel vernield. Een kijkje op de verwoesting.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 22