GROOT-ROTTERDAM
1037
woners in druk beweeg te hoop zijn geloopen. Larsen,
die het land herkent, weet dat daar geen reddings
boot beschikbaar is. Hij beseft, dat alleen snelle hulp
hier nog baten kan en ook, dat die hulp van het
strand niet te verwachten is. Zal dan in het gezicht
van de kust het einde nog komen Neen, h'j geeft
het niet op, er blijft nog een laatste redmiddel over.
Ze moeten trachten van het schip de verbinding
met de kust tot stand te brengen. Bij die gedachte
monstert hij zijn mannen, hij weet wat elk van hen
waard is en hoe gaarne ze het zouden wagen. Maar
het is een taak, waarvoor de allersterkste misschien
berekend is en hij begrijpt, dat het waagstuk voor
elk van zijn mannen, die het zou beginnen, na al de
ontbering, die ze hebben doorstaan, een zekere dood
beteekent. Even nog twijfelt hij, uitstarend over die
hel van water tusschen hem en de kust, maar een blik
op zijn jongen en zijn besluit is genomen. Hijzelf,
hij die nooit vermoeidheid heeft gekend en ook thans
het minst onder de ellende heeft geleden, moet het
wagen. Als er één kans is, is hij de man om te winnen.
Man van de daad als hij is, maakt hij zich nu vlug
los en ontdoet zich van het zware oliegoed en zijn
zeelaarzen. Met de zwakke hulp van de enkele man
nen, die nog tot helpen in staat zijn, wordt alles zoo
snel mogelijk geregeld. De lijn wordt hem aan
gebonden, een karig woord tot afscheid, een hand
druk, een laatste blik op zijn zoon, die bezwijmd in
het want hangt en met de volgende golf die over de
bark heenspoelt, verdwijnt de onverschrokken kerel
over boord.
Een hagelbui klettert neer en schuift
zich als een gordijn tusschen het wrak en
de kust.
Die eerste golf draagt Larsen tientallen
meters naar de kust. Maar eerst dan begint
de worsteling. De lange nacht in het want
heeft zijn spieren verstijfd en het ijskoude
water dreigt4hem nu geheel en al machteloos
te maken, doch gelukkig
doen zijn krachtige bewegin
gen het bloed sneller vloeien
en met den forschen, regel-
matigen slag van den ervaren
zwemmer baant hij zich een
weg door de branding. De
mannen, die aan boord de
lijn vieren, terwijl ze zich
zoo goed mogelijk voor de
overkomende stortzeeën
dekken, volgen in bange
spanning de beweging van
het touw. Niets geeft hun
een beter beeld van den
strijd, dien Larsen te strijden
heeft, dan de voortgang
van dat langzaam over de
verschansing verdwijnende
touw.
Soms, als een macht.ge
golf den kap.tein landwaarts
stuwt, schiet het meters
weg, dan weer is er stilstand
in de lijn of een vooruit
gang bij centimeters spreekt
van een moeilijk moment
voor den onversaagden
redder. Donderend bruisen
de zware zeeën over den
koenen zwemmer, slingeren
hem her en der in de kokende
dreigen hem te verstikken.
Larsen heeft maar één gedachte, vasten grond
onder de voeten te voelen. Wanhopig vecht
hij, met opeengeklemde tanden en hij
gende borst, om het leven van zijn kind
en zijn bemanning. Langzamerhand echter
voelt hij het tempo van zijn slagen ver-
Kortefings brandde te
„Ferme Vive
branding.
Op den motor van vader 7.ou hij wel door geheel Zeeland willen rijden. Maar hij moet nog enkele jaartjes wachten, want de kans
om in een ziekenhuis terecht te komen, lijkt ons nu nog al te groot.
Kwadendamme de schuur en het wagenhuis van de hofstede
Labeur" totaal af. De paarden werden gered,
maar de koeien kwamen alle in de
vlammen om. Een foto
van de ruïne.
minderen; moeizaam werkt hij zich door het
water.
En nog is de helft van den afstand niet afgelegd,
het moeilijkste gedeelte ligt nog voor hem. De onder-
strooming van de kust begint merkbaar te worden en
zuigt en trekt hem terug, onweerstaanbaar en hij
verliest in seconden wat hij in langen tud van vet-
twijfeld zwoegen heeft gewonnen. Zal hij dan toch
nog moeten bezwijken, zoo kort bij het doel Neen,
dat kan niet, dat mag niet. Een ondeelbaar oogen-
blik verschijnt voor zijn oog het beeld van de ver
trouwde omgeving van zijn huiselijken haard met alles
wat hem lief en dierbaar is en een stil gebed om kracht
rijst in hem op. En Larsen geeft geen kamp de geest
der oude „Vikings" wordt nog eenmaal vaardig
over hem. Hij vecht als een razende met het tnec-
doogenlooze water, zijn ijzeren wil ontrukt het laatste
restje spierkracht aan zijn stoere lichaam. Hij moet,
hij zal winnen en dan, wanneer niettegenstaande
alles het einde toch gekomen schijnt, grijpen stevige
Landen hem vast en hij wordt door de helpers aan
de kust, die tot het middel hand aan hand in het
water staan, wankelend en doodelijk uitgeput aan
wal gebracht. Hij beseft nauwelijks, dat het is gelukt,
maar als het tot hem doordringt, is z'n eerste blik
naar zijn „Lundegaard" waarover nog steeds de
zeeën beuken. Zal ze het houden tot allen van boord
zijn
Inmiddels wordt door de kustbewoners in koorts
achtige haast de lijn ingepalmd, alles voor de verdere
redding in orde gebracht en een rcddingstoestcl vast
gemaakt. Larsen, de heldhaftige kerel, weet langzaam
maar onverzettelijk zijn uitputting te boven te komen
en als het rcddingstoestcl voor de eerste maal naar
boord gaat, gaat hij mee. Want nog is zijn werk niet
volbrachtzijn plicht als gezagvoerder roept hem aan
boord om als laatste man zijn arme „Lundegaard"
te verlaten.
Kim kiekje vat» tie *Krmtiingsc))e lliirgrrwarlit" ui haar vt-rreiiijMtiKslokaal niet tie pas veroverde beker». I»e 4e persoon van luiks,
/Jttenil, i?» i|e commandant, tie heer I raticoys.
En zoo gebeurde het. Als laatste wordt ten slotte
ook de redder gered. Van de „Lundegaard" is na
enkele uren niets meer over dan wat wrakhout, dal
de zee, als morrend itvcr de schoone prooi, welke haar
is ontsnapt, op het strand werpt. Roald Larsen heeft
haar die prooi ontrukt en onvergankelijk tot iu de
verre toekomst zal hij de bemanning van de ..Lunde
gaard" en de toeschouwers aan de kust de herinne
ring aan den held en diens bange worsteling met
de zee bewaard blijven.
Lenige dagen later vinden we Larsen en zijn zoon,
hersteld van de doorgestane ellende, op het dek van
den stooincr, die hen en de overige leden van de be
manning van de „Lundegaard" terug zal voeren
naar hun land. Welk een tegenstelling 1 Over een
spiegelgladde zee en in het jubelend zonlicht van den
helderen voorjaarsdag gaan ze huiswaarts. Wanneer
vader en zoon dan in stil verlangen turen naar de
rotsige kust van het geliefde Noorsche land, moet
Larsen zijn ontroering wegslikken als hij bedenkt
hoe geheel anders alles op dit oogenblik had kunnen
zijn.
l)an komt zijn zware slem haast aarzelend ..Jon
gen, zou je in hel vervolg maar niet liever bij moe Her
blijven en de zee vaarwel zeggen Ben je niet bang
voor een volgende reis V"
Ln het nul woord „Mei jou ben ik niet bang,
vader, al gingen we morgen weer liet zeegat
uit."
Dit antwoord van zijn jongen en de blik van liefde
en dankbaarheid in de ongeil van zijn vrouw aks zij
later vader en zoon in de armen sluit, is de schoonste
waardeeriug, de hoogste heloouiiig, die Roald Larsen.
de held voor zijn kloeke daarl wenschl.