~ir
üTL
ROSA CORTHAUST-VAN PUIJENBROEK
1070
VERGEET DE VOORDEELFN DER GRATIS ONGELUKKEN-VERZEKERING NIET.
Zij wilde haar moeder de behulpzame hand bieden,
doch deze scheen haar niet noodig te hebben.
Slechts Dolly mocht haar helpen en op haar
kamer verblijven.
's-Middags werd Alida bij mevrouw ontboden, die
haar hart luchtte en de dwaasheid van Eva, om den
baron niet meer liefde betoond te hebben, een ramp
vond.
Alid.t, zich een weinig schuldig voelend, durfde
Eva nief te verdedigen en liet mevrouw, die zich an
ders zoo wist te beheerschen, uitrazen, haar slechts
waarschuwend kalm te blijven, daar ze anders ver
plicht was, wellicht dagen het bed te moeten be
houden.
„Maar ik ga de rest van den winter in Nizza door
brengen Ik blijf niet hier om uitgelachen te worden
besloot ze.
En gevolggevend aan haar voornemen vertrok ze
na een paar weken naar het Zuiden, vergezeld van
Eva, met wie ze zich weer verzoend had.
,,ln alle geval voordeeliger dan een bruidsschat,"
vond oom Jan, toen hij haar plan vernam.
Antoon, overgelaten aan de zorg van de meiden,
was meestal na zijn schooluren in de fabriek te vinden.
Hij ging met het werkvolk om, of hij onder hen thuis
hoorde.
„Nu ben ik fijntjes vrij," zei hij tot Benthuizen.
„Mama heeft een goed idee gehad voor een paar
maanden op reis te gaan."
De directeur had pleizier in den knaap, omdat hij
zoo verstandig soms kon spreken en in de fabriek
zoo behendig alles opmerkte. Ook nam hij hem dik
wijls mee naar huis, tot groot genoegen van Alida,
die hem eveneems graag bij zich had. Wat hoorde
ze hem gaarne over de fabricatie vertellen
„Nee, Ali, dat moet je zien, hoe fijn draadje voor
draadje zich aansluiten hoe ze dan de kleuren er prach
tig doorheen weven en alles zoo geregeld, zoo stipt,
dat ie 't haast niet begrijpen kunt, hoe iemand zoo
iets kon uitvindenHeb jij het leven in de weverij
al eens gehoord Je zou zeggen, dat de zee hol staat
en de golven met groot geraas komen aansnellen,
zoo n geweldIn Scheveningen was het ook soms
zulk lawaai, als het stormde, een gedruisch van
honderden watervallen.... Wat ik er ook practisch
vind, de appreteermachinesDe ketting gaat door
een laag appret en over den droogtrommel komt het
weefsel er gesteven en kurkdroog uit. Fijn niet En
de machinekamerDie moet je zien 1 Alles blinkt
daar als een spiegel en werkt zoo prachtig en zoo
geleidelijk alsof je een horloge van binnen ziet...."
Alida luisterde dan naar hem, alsof ze nog nooit
de fabriek in werking had gezien en hij vond er steeds
genoegen in haar vragen te beantwoorden. Soms
ging ze met hem naar een bioscoop en genoot
van zijn kinderlijke uitvallen.
Eens, toen ze hem met zijn les hielp, zei hij
plotseling
„Ik wou, dat u mijn zus was, Ali-
„Zool En waarom?"
„Omdat ik zooveel van je hou
„Dan moet je maar denken, Antoon, dat
ik het ben."
„Als jij mijn zus was, dan zou jouw vader
ook mijn vader zijn, dat zou ik wat heerlijk
vinden
„Dus je houdt cok veel van mijn vader?"
„Reuze, reuzeveel
En toen Antoon naar huis was, vertelde
Alida haar vader, wat de knaap gezegd had.
Hij glimlachte
,,'t Is een aardig kereltje. Ik hou veel van
hem. En mocht ik zoo'n zoontje bezitten,
ik zou trotsch zijn op hem."
Even dacht hij aan het verlangen, de hoop
die hij gekoesterd had, eens een jongen te
mogen hebben. Toen keek hij naar Alida en
voelde zich tevreden, dat hem zulk een goede
dochter geschonken was.
Alida en Eva waren in drukke briefwis
seling. De moeder kon nog maar niet ver
geten, wat zij als een smaad beschouwde,
haar door den baron aangedaan en Eva werd
er telkens nog op gewezen, hoe zij haar geluk
had prijs gegeven.
„Dit doet mij geen plezier," schreef ze,
„maar toch kan ik jou niet genoeg danken
voor je wijzen raad. Ik amuseer mij hier niet
erg, mama ook niet, doch zij ziet er, vermoed
ik, tege>' op, weer naar huis te gaan. Ze is
treurig gestemd en dat doet me leed, omdat
ik er de oorzaak van ben. Zij schimpte nu ook
al op den adel, die volgens haar, niet meer
schijnt te zijn. zooals 'm vroeger jaren, omdat
de baron zich burgerlijk gedroeg door mij af
te schrijven. Ali, Aii Moedertje rnoesteens
DOOR
alles wetenGelukkig bestaat hiervoor geen ge
vaar, want wij hebben niets meer van „hem",
noch van oom Hendrik gehoord.."
En aldus werd de vriendschap onderhouden, die
nog hechter werd, toen de weduwe, bij haar thuis
komst, van Antoon vernam, hoe Alida zich steeds
over hem ontfermd had.
Met hun drietjes Benthuizen, Alida en Antoon,
hadden zij voor veel bloemen gezorgd tegen dat de
weduwe en Eva thuiskwamen.
En Benthuizen, ongeduldig om haar te zien, ver
welkomde mevrouw aan de deur van haar woning.
Dit ontroeide haar blijkbaar, want met bevende
lippen dankte ze hem voor de attentie. Zetzoende
Alida, die haar eveneens opwachtte, hartelijk eenige
waardeerende woorden uitend over haar vrien
delijkheid.
Ook Piet was onverwacht komen opdagen en droeg
een groot boeket prachtige paarse seringen.
Hij groette Alida blij verrast, drukte haar hand,
zoodat ze haar ring in haar vinger voelde persen.
„Dag, Ali Wat 'n geluk je te zien Hoe maak
je 't?"
„Dank je, Piet. Best. En jij
„Kerngezond loog hij.
Doch later keek ze hem telkens van ter zijde
bezorgd aan, want hij scheen zware kou te hebben
gevat.
,,'t Is niets, een beetje bronchitis," zei hij achte
loos tot zijn moeder, die hem vroeg, of hij altijd zoo
hoestte
Hij trachtte Alida alleen te spreken, maar ze gaf
hem geen gelegenheid en zoo gauw zij de kans had,
ging ze bij haar vader op het kantoor en met hem
naar huis.
Den volgenden morgen vertrok ze met goedvinden
van haar vader naar Amsterdam, om de Paaschdagen
bij een tante te gaan doorbrengen.
„Je doet het om Piet te ontwijken, is 't niet, kind?"
vroeg Benthuizen.
„Ja, vader," antwoordde ze met een krop in de
keel. Niemand wist, hoe zij in stilte leed. Ze hield
van hem, had nog nooit-iemand anders bemind, maar
ze wilde haar vader geen verdriet aandoen en dus
wilde ze elke ontmoeting met Piet voorkomen.
„Als hij weer naar Leiden is, kom ik terug, vader,"
zei ze bij het afscheidnemen. „U zult me dan wel
gauw schrijven, nietwaar En wilt u Eva laten
weten, dat ik vertrokken ben
Hij bleef den trein nakijken, zoo lang hij iets wits
kon onderscheiden, wetend, dat het /T
de zakdoek was, waar Alida mee O
wuifde.
„Dappere dochter, goed kind," mompelde hij,
denkend aan haar vertrek voor Piet.... Toch was
het beter zoo.
Kalm verliepen eenige maanden.
Mevrouw van Henken ontving weer, ging weer uit,
alsof zij de „ramp" te boven was.
_Toch bemerkten de huisgenooten, dat zij niet meer
zo'oveel toilet maakte en meer dan vroeger in ge
dachten scheen te zijn.
Als zij met Benthuizen sprak, behandelde zij hem
hooghartig als haar bediende, en kwam hem geen
stap nader.
Dit was haar ontluikende liefde voor hem, die
haar waarschuwde, zich niet voor een tweede maal te
vernederen door zich door een burgerman te laten
beïnvloeden.
Ze streed tegen haar zelve, tegen haar eigen hart
met kracht en volharding.
De zomermaanden brachten zij nu in Ostende
door.
Dolly, nu zeventien jaar, op en top een uitgelaten,
dwaas en dol doende bakvisch, genoot met volle
teugen van de genoegens, die een badplaats oplevert.
Zij had er Madeleine Barné, die met haar ouders daar
des zomers een villa bewoonde, ontmoet en deze met
haar familie in kennis gebracht.
Maar hoe ook Madeleine om Piet fladderde, hij
schonk haar weinig aandacht.
„Je zult me niet vangen," dacht hij, „al spreid je
nog' zoo je rijkdom ten toon." En hij, die zelf een
minderwaardig leven leidde, waarschuwde zijn moe
der voor den omgang van Dolly met Madeleine, nadat
hij haar in een dancing met verscheidene heeren
bemerkt had.
Doch Dolly volgde haar eigen zin, vond er zelfs,
nu het haar verboden was, meer vermaak in haar
omgang met Madeleine.
Op zekeren dag zag ze Henri Schoonveld op den
dijk en troonde hem aanstonds mee naar haar moeder
en Eva, die zij wist, op het strand te zullen vinden.
Vroolijke dagen bracht Dolly door, daar ze tevens
ondervond, dat Henri Schoonveld er genoegen in
scheen te vinden, met haar om te gaan.
Toen, plotseling, kwam de breuk met Madeleine,
die' Henri in haar netten zag te verstrikken.
Dolly, jaloersch, brak haar vriendschap af, ge
steund door Henri, die zich meer en meer tot Dolly
voelde aangetrokken.
Eva, die dit bemerkte, trok zich stilaan zooveel
mogelijk uit hun gezelschap terug. Zij had Henri,
den vriend van Piet al lang lief, maar een kalm ka
rakter hebbende, en ingetogen zijnde, liet ze hiervan
niets bemerken en leed liever in stilte, dan haar
En snikte ze haar smart uit.