14
ONS ZEELAND
Een gedeelte van Oud-Vlissingen in sneeuw-gewaad.
Hoewel de sneeuw alweer lang verdwenen
is, bereiken ons nog foto's van kunstzin
nige lezers, die in hun omgeving tijdens de
sneeuw-periode opnamen maakten. Gaarne
ruimen we deze bijdragen een plaatsje in.
Mooier nog dan in groene, zomersche om
lijsting, komt hier de molen op den Oranje-
dijk te Vlissingen uit.
zwegen, omdat ik het niet van belang achtte. Inmid
dels heb ik daar een ander idee over gekregen.
het was verkeerd van me, om u daar vanmiddag niet
over te spreken. Ik ben tot de overtuiging gekomen,
dat mijn leven vannacht groot gevaar loopt...."
Marc Michel liet langzaam en bedaard zijn blik gaan
over den man, die daar sidderend en bleek bij hem zat.
Na een kleine pauze vroeg hij:
„En dat levensgevaar.staat dat in verband met
de vliegongelukken?"
„Ja, monsieur Michel. Ik zal het u zeggen. Drie
dagen geleden werd ik 's nachts om even voor tweeën
wakker, doordat de telefoon ging. Ik stond op en ging
naar het toestel. U begrijpt dat het in mijn positie
wel meer voorkomt, dat er 's nachts wordt getelefo
neerd. Een onbekende stem zei: Excellentie.U
hebt uw hand in een wespennest gestoken door de
leiding op u te nemen van het onderzoek inzake de
vliegongelukken. Een commissie, waarvan ik de lei
der ben, heeft besloten, dat u sterven zult, als niet
binnen drie dagen uit de dagbladen blijkt, dat u uw
portefeuille ter beschikking van den Koning hebt ge
steld. Als u aan dit bevel niet gehoorzaamt, is uw
lot bezegeld.... Ik wilde nog iets vragen, maar
er kwam geen antwoord meer; de spreker was van
het toestel verdwenen."
„Hebt u geen onderzoek op de telefooncentrale in
gesteld of laten instellen?"
„Het gesprek was uit een publieke telefooncel aan
gevraagd; zooals u weet zijn die hier den geheelen
nacht open."
„Wat deed u daarop?"
„U begrijpt wel dat ik door deze bedreiging eerst
buitengewoon geschrokken was. Maar toen langza
merhand een nieuwe, stralende dag aanbrak, verdween
mèt de duisternis het grootste deel van mijn vrees.
Ik begon zelfs om het dreigement te lachen en dacht
er nauwelijks meer aan, totdat.
„Totdat?...." vroeg de detective gespannen.
„Dat zult u hooren. Toen ik vanmiddag afscheid
van u nam, merkte ik, dat iemand mij volgde. mij
op den voet volgde. Ik bleef staan en hij verdween
in een zijstraat. Ik vervolgde mijn weg en mijn ver
volger was in een ommezien weer aanwezig. Er was
geen twijfel aan: de attenties van dien heer waren
voor mij bestemd. Ik woon in het Berzelii-park. Toen
ik mijn studeerkamer binnenging, kreeg ik het onbe
stemde gevoel, men kan zoo iets wel eens hebben,
dat er een vreemde in de kamer moest zijn geweest.
Ik stelde een onderzoek in. en ja, het slot van
mijn schrijfbureau was defect; er waren belangrijke
stukken verdwenen. Toen ik de buitenjaloeziën wilde
sluiten, keek ik toevallig naar buiten. Opeens zie ik
dat ik van den anderen kant door twee mannen word
bespionneerd.twee keurig gekleede mannen....
En plotseling dringt het met een schok tot me door:
vandaag is het de derde dag! Hoe later het in den
avond werd, hoe meer de overtuiging bij mij post
vat: het wordt vannacht ernst; ik loop groot gevaar.
En daarom ben ik bij u gekomen, monsieur Michel!"
Marc Michel tikte bedaard de asch van zijn sigaar
en keek zijn bezoeker met een eigenaardigen blik in
de oogen aan,
„Uitstekend, Excellentie; brengt u den nacht maar
hier in mijn kamer door. Ik houd u gezelschap."
Sophus Bark glimlachte,
„Dat gaat helaas niet, monsieur Michel. Ik zou het
graag doen en ik zou hier zeker volkomen veilig zijn.
Vervolg op bladz. 16