Een Kijkje in het Scheepvaartkundig M_useum
1106
GROOT-ROTTERDAM
De 100ste opvoering van „Leontientje" had de vorige week Dinsdag in den Grooten Schouwburg plaats. Een scène uit het stuk.
Van l.n.r. Annie van Eest Cor v. d. Lugt en Piet Brom.
HetNationaal Technisch Scheepvaartkundig Museum. Daar zonder
subsidie van de gemeente de exploitatie van dit Museum niet
was voort te zetten, werd besloten het reeds op 1 November ge
nomen besluit van het bestuur om het museum te sluiten, met
ingang van 1 Februari uit te voeren. Inmiddels is dat bericht
officieel tegengesproken en is door B. en W. bij den gemeente
raad een voorstel tot subsidieverleening van f 20.000.—
per jaar ingediend. Het zal dus van het besluit
van den raad afhangen of het museum
zal verdwijnen of niet. Hierbij
een foto van het gebouw.
zin. Van onschatbare waarde is dan ook dit museum
voor onze scheepsbouwers, reeders, scheepsofficieren,
technici, machinisten, ambachtslieden enz.kortom
voor ieder, die in zijn beroep of bedrijf met schepen
in aanraking komt.
Dan was er in zaal I nog een hoogst belangwekkende
afdeeling voor „diverse gebreken", bestaande uit
inzendingen van ondeugdelijk of ondoelmatig ge
bleken constructies of toestellen, zooals gesprongen
en gescheurde kogels voor kleppen van brandstof-
pompen, uitgesleten potten en taatsen van ijs
machines, alles verduidelijkt met schriftelijke toe
lichtingen, om welke reden en door welke oorzaken
een en ander in zijn plicht te kort was geschoten.
Deze afdeeling leek mij wel bijzonder leerzaam
voor alle practici.
In de aangrenzende zaal II zagen wij o.a. ver
schillende monsters houtsoorten, alsmede stukken
hout, door scheepsworm en broei aangetast, voorts
monsters vlas, hennep, katoendoek en touw, waar
onder ook touw, waarin geen kinken kunnen ont
staan.
Een aangename en leerrijke afwisseling daar-
tusschen boden de talrijke tentoongestelde scheeps
modellen, (o.a. een groot model van de „Statendam")
en scheepsdeelen, zooals het model van een voor
steven in doorsnede.
Dan gingen wij naar boven. Op de trap werd reeds
onze aandacht getrokken door tentoongestelde mo-
Laten we nu eens iets gaan bezichtigen," stelde
mijn neef uit de residentie voor, ,,wat alleen in
Rotterdam te zien valt. ik bedoel, iets wat
Den Haag niet bezitiets echt speciaal, karakteri
stiek Rotterdamsch."
„De beroemde havens kunnen natuurlijk bij deze
weersgesteldheid buiten beschouwing blijven," voeg
de mijn nicht er aan toe."
Ik glimlachte eens en dien lach blijkbaar als een
bewijs van onmacht mijnerzijds beschouwende, ging
neef voort:
„Je zult toch in Rotterdam ook wel iets hebben,
waar we een miezerigen regenachtigen namiddag
prettig en leerzaam kunnen doorbrengen?
Natuurlijk niet in een bioscoop, dancing of café,
want die hebben we in Den Haag genoeg en daarvoor
behoeven we niet naar Rotterdam te komen, maar,
zooals ik ai zeide: iets belangwekkends, iets karak-
teristiek-Rotterdamsch."
„Och," zeide ik schouderophalend, „we hebben
hier zoovéél, ga maar mee."
Er werden tusschen de Hagenaars even een paar
blikken gewisseld, waaruit een zekere mate van on-
geloovigheid sprak, doch ik deed, alsof ik niets daar
van bemerkte en stapte met mijn gasten naar de
tram, die ons met haar bekende snelheid vervoerde.
„Moeten we nog ver loopen?" vroeg neef, toen we
aan het Beursplein waren uitgestapt.
Ik stelde hem gerust, 't Waren hoogstens zes
zeven minuten, welke intusschen tot een stijf kwar
tiertje aangroeiden, doordat we natuurlijk vóór de
brug aan de Spaansche Kade een oogenblikje moesten
wachten. Maar een opengedraaide brug behoort nu
eenmaal tot de onvermijdelijkheden van het Rotter-
damsche verkeer!
En zoo stonden we weldra voor het gebouw van
het Scheepvaartkundig Museum aan het Haring
vliet.
„Gunst," schrok nicht, onwillekeurig achteruit
deinzende, toen ik haar naar binnen wilde loodsen
„Waar breng je ons nu heen? Dat is natuurlijk iets
vreeselijk saais en taais
,,'t Zal je heusch meevallen," bemoedigde ik,
geen acht slaande op het feit, dat neef minachtend
zijn neus ophaalde en het verwende tienjarige achter
neefje een onuitsprekelijk-verveeld gezicht trok.
Met minzamen aandrang dreef ik mijn gasten
naar de portiersloge, waar zij uit een vernuftig-
ronddraai nd instrument een genummerd strookje
ontvingen, hetwelk ais toegangsbewijs voor het mu
seum bleek te moeten dienstdoen.
Dan schoven wij Zaal No. I binnen.
Vóór den ingang bleef neef een oogenblik stokstijf
staan >m zich in de lezing te verdiepen van een
gedrukt biljet, dat bij de deur was opgehangen.
De Hagenaar knikte goedkeurend.
,,'t Lijkt me hier een verstandige instelling," zeide
hij, naar het biljet wijzend, waarop de voor
schriften vermeld stonden:
1. Verboden te rooken.
2. Verboden fooien te geven.
3. Verboden iets aan te raken, tenzij daar
toe de toestemming van den zaalwachter is
gevraagd, terwijl verder het Bestuur ver
klaarde, dat .het Museum-personeel sUeds
gaarne tot het geven van alle inlichtingen
bereid was, zonder zich echter op te dringen.
„Heel practisch," meende neef. In andere
openbare gebouwen gebeurt 't maar al te dik
wijls, dat de zaalwachters voortdurend om
je heen draaien en je lastig vallen met al
lerlei ongevraagde ophelderingen en toelich
tingen. En weet je, wat ik zoo mooi vind: dat
je de voorwerpen, waarin je belangstelt, wèl
in je handen moogt nemen, als je 't eerst
maar fatsoenlijk aan het personeel vraagt. In
andere musea mag je nooit iets aanraken."
Het tienjarig achterneefje had met groote
belangstelling naar deze ontboezeming ge
luisterd en ik merkte een enthousiaste flik
kering in zijn oogen op,
„Vraagt u eens aan den zaalwachter, of
ik met dat scheepje mag spelen vroeg
hij fluisterend, wijzend op het model van een
stoomjacht, dat vlak bij den ingang was ten
toongesteld.
Onze neef schonk weinig aandacht aan dit
verzoekhij was op een instrument afge
stevend, dat binnen de zaal aan den muur hing.
Er gleed een grijnslach over zijn gelaat.
Ha," juichte hij. ,,'t Voornaamste op het
gebied van de scheepvaart schijnt toch wel
de oorlam te zijn. Kijk eens 't eerste wat ik
hier zie, is een toestel, waarmee de mannen
zelf aan boord hun borrels kunnen stoken."
Ik vestigde mijn opmerkzaamheid in de
aangeduide richting.
„Circulatie- en condensaatpompjjvan distil-
leertoestel", las ik. Dan gaf ik heel nuchter
als mijn meening te kennen
„Ik zou denken, dat 't veeleer een instru
ment is, om zout water drinkbaar te maken."
Neef haalde de schouders op en bekeek de
verdere tentoongestelde artikelen indicateurs,
water- en oliemeters, afsluiters, inrichtingen
tegen doorslaan van machines, modellen van
turbines, vuurbruggen, pakkingbussen, spoed-
meters, condensorpijpen, veiligheidsglazen,
kabels, pakkingen enz. enz.
Inderdaad, wij moeten toegeven, dat de
bezoekers hier ten volle in de gelegenheid wor
den gesteld, kennis te nemen, van alles, wat
den bouw en de inrichting van j schepen
betreft, en wel in den ruimst mogelijken