16
ONS ZEELAND
werkeüikheid om, als de beweging op het doode punt
was gekomen, haar snelheid te vergrooten. Men staat
soms versteld, als men nagaat hoe sommige gedachten
in je hoofd komen, en dat was bij mij het geval, toen
het bovengenoemde been mij een steigerend paard voor
der> geest rieo. Op zichzelf was dat nu niet zoo
vreemd, hoewel ik de overeenkomst tusschen het meer
genoemde been, dat wel eveneens zéér omvangrijk was,
maar toch geen abnormale afmetingen had, en een
steigerend ros, moeilijk op overtuigende gronden zou
kunnen bewijzen, maar wat wél vreemd was, is, dat
dit steigerend ros mijn gedachten bracht op een kalm
dravend paard, of, om wat meer rechtstreeks op mijn
doel af te gaan, op het paard Beyaard in den beroem
den Pallieter. En toen schoot tegelijkertijd de ge
dachte door mijn hoofd, dat er niet alleen ijs was,
maar óók sneeuw, en dat je op sneeuw kon arren.
Dat was het, waar naar ik reeds zoo lang onbewust
had gezocht, 'n arretocht door de besneeuwde velden.
In een zachte glijvlucht, droomend langs de winter-
witte wegen te snellen, dat moest de grootste heerlijk
heid zijn, die men zich denken kon.
Een vaag plan haakte zich vast in mijn geest.
„Zeg, Dirk," zei ik tegen mijn vriend, die met een
verveeld gezicht op zijn schaatsen heen en weer stoof,
„heb jij een paard
„Nou," antwoordde Dirk onzeker, „ik heb wel iets,
dat er op lijkt, maar of je dat nou direct een paard
kan noemen. t
„Heeft ie 'n kop, vier pooten, en 'n staart infor
meerde ik gretig, in de overtuiging, dat deze lichaams-
deelen zonder uitzondering moesten vormen wat ik in
m'n verbeelding tot paard bestempelde.
Ja, dat had-ie. Ik loosde een zucht van verlichting.
„Dan gaan we arren," zei ik beslist.
„Arren
„Ja, arren. Vin je dat zoo gek
„Nou, gek. Maar kun je met een paard omgaan?"
„Natuurlijk," pochte ik. „Je trekt an de teugels als
ie loopen moet, en dan roep je allée, hop En als
tie stil moet staan, zeg je halt En dan moet je met
je tong klakken. Nu, dat kan ik."
Als overtuigend bewijs klakte ik driemaal met m'n
tong, zoodat een voor me staande dame beleedigd
omkeek en rn vuurrood gezicht kreeg.
„Dat is nou allemaal goed en wel," zei m'n vriend,
'n beetje twijfelachtig, „maar waar haal je een ar
vandaan
„Die huren we," antwoordde ik, optimistisch ge
stemd.
„Waar informeerde mijn punctueele vrind,
„0, ergensKom ga mee, we hebben geen tijd
te verliezen."
Dirk meesleurende, ijlde ik naar den kant.
„Ja maar, wacht nou 's even," hijgde hij, toen we
na de noodige glijpartijen op den Singel stonden,
„kun je rijden, ja of nee
„Zie je me voor een vrachtrijder aan vroeg ik,
beleedigd. „Natuurlijk kan ik niet rijden. Maar dat
leer je van zelf."
Hm. Dirk had een bedenkelijk gezicht.
„Geloof je me niet begon ik heftig, bang dat m'n
plan in duigen zou vallen.
„Natuurlijk geloof ik je," zei hij kalmeerend „Maar
ze.... als jij nou eens naar huis ging en ik kwam
je over een half uur mèt een ar en een paard
halen
„Werkelijk vroeg ik verrast.
„Ik beloof het je," zei Dirk plechtig.
Gerustgesteld ging ik naar huis.
Ongeveer een half uur later stond ik vol ongeduld
op de straat te wachten. In gedachten stelde ik me
de komst voor 'n fier, trappelend ros, met gefri
seerde manen, 'n paar groote pluimen en een heel
stel klingelende bellen op z'n kop en 'n vergulde
arreslee in den vorm van een zwaan, met keurige, rood
pluche zitplaatsen, ingelegd met namaak-edelgesteen-
ten en glinsterende stukjes spiegelglas. In mijn ver
beelding zag ik al de buren achter hun vitrages naar
me loeren met grauw-bleeke jaloezie-gezichten, wan
neer ik met een houtain gebaar, dat „rijjen maar
moest beteekenen, in de slee stapte.
Ik ontwaakte uit m'n gepeins. Al kwart voor vier
K\Vamen ze dan nooit. Ik zag de straat af. Hé, daar
heb je die oude vodderaper met z'n blind paard, zei
ik in mezelf, toen ik in de verte een grauw-bleeke
paardekop ontwaarde. Maar wat heeft dat beest nou
achter zich aanhangen 't Leek wel een hondekar of
zooiets. Nieuwsgierig rekte ik mijn hals en keek,
kéék. En 'n namelooze smart zonk in m'n hart.
't Was de ar, onze ar, mijn ar Naast het paard had
ik Dirk ontdekt, die met 'n gewichtig gezicht de teu
gels vasthield. En daarachter kwam de ar, 'n bespot
telijk laag, opzichtig rood geschilderd bakje, dat veel
weg had van 'n kinderstoel op wieletjes 't Geval
kwam naderbij.
Tot mijn verbazing ontdekte ik dat de stoet geen ge
heel uitmaakte, maar dat er nog 'n tweede persoon was,
die de ar aan een lang touw voorttrok. Daarachter
strompelden drommen menschen in nieuwsgierige ver
bazing door de klefferige sneeuw. Ik kon mijn on
geduld niet langer bedwingen, en m'n ontgoocheling
verbergend, snelde ik het vehikel tegemoet. Voor het
paard bleef ik staan, breidde mijn armen uit en riep
op gebiedenden toon „halt" het paard keek met één
oog verwonderd naar de verkeersbelemmering en
maakte minus, me onder den voet te loopen,
„Halt riep ik nogmaals, maar nu meer overredend.
Nadat Dirk het beest bij z'n kop had gegrepen, stond
het wezenlijk stil.
,,'k Heb een koetsier meegebracht," zei Dirk, en hij
wees naar de derde persoon, die moeizaam kwam aan
strompelen, de hortende slee achter zich aansleepend.
„0," zei ik vaag.
„Span nu maar in, Kees," riep Dirk tot den koetsier.
Kees gehoorzaamde. Groote kluwens touw kwamen
te voorschoen en nu begon er een ingewikkelde knoop-
en bindpartij, die het geloof in m'n menkunst aan het
wankelen bracht.
'n Heele troep menschen keek zwijgend naar het
havelooze geval, 'k Voelde me geïrriteerd, omdat het
inspannen zoo lang duurde. Maar eindelijk scheen het
klaar. We wilden instijgen, toen het bleek dat er maar
één zitplaats was. En die was voor den koetsier.
Maar achter op de slee ontdekten we nog een soort
rood gezwel, dat een bakje moest voorstellen. Dirk
legde er beslag op.
„Waar moet ik nou....?" begon ik hulpeloos.
„Ga jij maar staan, dan kun je de rem bedienen,
antwoordde Dirk.
Ik klom op de treeplank en ontdekte bij m'n voeten
een hefboom met 'n vreemd uitziend wieletje. Dat
moest de rem zijn. Ik zette er mijn voet op, maar er
gebeurde niets.
„Vooruit zei de koetsier tegen het paard.
Weer probeerde ik de rem. „Gaspedaal hoonde
een van de omstanders. Driftig stampte ik met mijn
voet op de hefboom, en juist toen de ar zich in be
weging zette, schoot deze met een knarsend geluid om
laag. Het wiel boorde in den grond en er volgde een
hevig gekraak.