pCt. OBLIGATIEN
NEDERLANDSCHE GRONDBRIEFBANK
(GRONDBRIEVEN)
ONS ZEELAND
De Bank stelt beschikbaar:
5
zusterlogement, productief te maken, vond voldoende
instemming bij regenten en den Raad. Als prove
niershuis zou dit gebouw een geregelde bron van in
komsten kunnen worden men zou beproeven het
Weeshuis met dit huis te combineeren. Jongen en
ouden zouden nu dezelfde poort doorgaan. Bepaald
werd, dat zij, die verlangden opgenomen te worden,
een eigen huishouding kleeding, een bed met toebe-
hooren, enz. moesten medebrengen. Bovendien moes
ten zij een door het bestuur te bepalen jaargeld be
talen. Daarvoor zouden ze genieten inwoning, spijs
en drank, verzorging, ziek of gezond, en bij aflijvigheid
(overlijden) kwam hun gansche bezit aan de stichting.
Deze maatregel bleek niet zonder succes.
De eerste inwoner, die op bovengenoemde voorwaar
den binnenkwam, was een oud varensgezel, Willem
van Grimsbergen geheeten. Hij verklaarde aan regen
ten, in den aardappeltijd 63 jaar te worden, had een
paarduitje vergaard en zette zijn verzoek tot opname
kracht bij door de bewering dat hij toch ook een
,,weeze" was. Zijn voorbeeld werd door meerderen
gevolgd nog hetzelfde jaar dat hij was aangenomen,
werd het oude Manhuis, zoo men 't toen reeds noemde,
bewoond door zes oudjes daarna groeide het getal
tot dertig.
Het was nu geworden een toevluchtsoord voor dak-
loozen en als zoodanig productief. Het volk, gewoon
lijk niet zacht in zijn oordeel, zeide, dat het huis be
volkt was met matrozen, soldaten en ander gemeen
volk. Toch was de financiëele toestand er niet veel
door verbeterd. Het bleef tobben. Weer zocht men
naar een meer geregeld inkomen. Buiten de driemaan-
delijksche collecten hield men jaarlijks op 1 Januari
een collecte voor het \X^eeshuis aan de huizen.
Was het vroeger gewoonte geweest dat alle ver
vallen van vacante sterfhuizen ten voordeele van den
Baljuw kwamen, nu de Baljuwsplaats vacant was,
meende de Raad, dat tot instandhouding van het Wees
huis deze inkomsten voor de helft moesten gedeeld
worden. De eene helft voor den te benoemen Baljuw
en de andere helft voor het ^Veeshuis. Het bestuur
klaagde ook, dat de Raad de verordening van het
Weeshuis niet naleefde, want er werden kinderen op
genomen, die geen poorterskinderen waren, ook buiten
echt geboren kinderen, enz. Op die manier kon het
Weeshuis niet in stand gehouden worden. Toen be
sloot de Raad, dat de armmeesters 12 zulke kinderen
moesten opnemen in hun Weeshuis ze zouden hier
voor uit de stadskas voor het Weeshuis ontvangen
16.13.4 100 voor elk kind. Maar dan moest er
een afzonderlijk huis gekocht en ingericht worden v°or
bovengenoemde kinderen, op denzelfden voet als het
Weeshuis. Vele jaren werd er over dit verzoek ge
sproken, en na lang en breed praten en rekenen be-
sloot men eindelijk het huis van Cornells Vogelaar op
de Beestenmarkt te koopen, om er een ,,Arm-Wees-
huis" van te maken. Men rekende daarna nog eens
over, eer men tot oprichting overging, tot men eindelijk
aan den Raad berichtte, dat de revenuen van de goe
deren der armen zoodanig waren afgeslagen en de
lasten zoo verzwaard, dat regenten bezwaarlijk met
hun inkomen de huishouding van een „Arm-Weeshuis
zouden kunnen gaande houden. Men achtte het beter,
in deze slechte tijden het Arm- en Weeshuis te com
bineeren.
Zoo verviel de stichting van een „Arm-Weeshuis
Het huis op de Beestenmarkt werd een armenhuis,
dat in de wandeling het klein manhuis werd genoemd.
Omstreeks 1870 viel het onder den sloopershamer.
Nu de combinatie tot stand kwam, moest het gezien
kunnen worden van buiten aan de poort, dat het een
AMSTERDAM HEERENGRACHT 495
OPGERICHT 1906
Directie L. P. DE STOPPELAAR en H. A. J. BAANDERS
IN STUKKEN VAN
F 2500,- FIOOO,- F500,- en F100.-
Voor ZEELAND verkrijgbaar ten kantore van H.H. J. A. TAK
Co., te MIDDELBURG P. J- SIEGERS ZOON te
VL1SSINGEN VAN HEEL Co. te GOES R. KOOLE
ZN'S BANK te ZIERIKZEE en SANDERSE Co. te OOSTBURG
Weeshuis was. Het uniform der kinderen werd ver
anderd. De bruine kleur der meisjes- en jongensklee-
ren werd vervangen door een zwarte. Ook het gansje
op den schouder werd vervangen door een rood-wit
koordje op den schouder. Men liet twee steenen pop
pen beitelen en schilderde deze in de kleeding der
weeskinderen en zette die ter weerszijden van de
poort in het midden der poort plaatste men een vier
regelig geschrift
„Dat eertijds heeft gediend tot 't kloosterlijke leven,
'is voor de weezen hier, ter woninge gegeven.
Die in hun jonge jeugd van ouders zijn ontbloot,
De arme vindt hier hulp in haar verleden nood.
Maar wie de poort doorging en op zekere tijden op
het binnenplein luisterde, begreep ook, dat hier niet
alleen hulp in nood werd verschaft, maar dat ook les
sen in schadelijke levenswijsheid werden uitgedeeld.
Dat proveniershuis werd bewoond door geoetenden,
die vele landen bezochten en vele zeeën hadden be
varen. Door menschen die zoomin onder den tropi-
schen hemel van het Oosten als onder de lucht van
het Noorden, waar de middernachtzon gloeit, het pad
der deund hadden betreden. Van hunne ervaringen
en heldendaden gaven ze gaarne verslag en vonden
bij de jonge jeugd hiervoor een dankbaar gehoor. Nog
altijd was er een onderwijzer in de Weeshuisschool,
die samen met vader het onderwijs aan de kinderen
gaf. Dit samenwerken gaf vaak groote zorg aan het
bestuur Vader en meester konden het dikwijls saam
niet vinden. De school had volgens meester geen dank
bare leerlingen. Hiervan was vader de schuld. L)e
omgang tusschen ouden en jongen vond meester be
denkelijk. Menigmaal had hij met regenten een on
derhoud over deze zaak gehad, maar vader wist h
altijd in het belang der oudjes zoo te bespreken bi]
regenten, dat meester in het ongelijk werd gesteld
Op een keer ging meester weer naar de vergadering
van regenten en zeide, dat het goede zaad dat hij
zaaide, door die ouden gansch werd verdorven. Hij
dreigde ontslag te zullen nemen, daar hij den toestand
op dat oogenblik zóó bedenkelijk achtte, dat hij het
ergste vreesde. Regenten zeiden als gewoonlijk een
onderzoek toe zoo noodig zouden ze verandering aan-