No. 9
1142
VERGEET DE VOORDEELEN DER GRATIS ONGELUKKEN-VERZEKERING NUT,
Wij kunnen er
zoo lang aldus de
„Mieder.... als wij nu eens niet
zoo rijk zijn, als u meent
Haar oogen verwijdden zich.
„Wat bedoel je 7"
„Als wij..om de zaak wat meer te kunnen uit
breiden, eens wat meer geld konden gebruiken, dan
zou dit goed van pas komen."
[aar heb je toch zeker deze aalmoes niet voor
noodig Neem dan het geld uit de kas...."
„En als er nu eens geen in is, moeder
Hermina spotlachte
„Kom, Piet, geen gekheid!"
,,'t Is geen gekheid, moeder,
nog best wat bij gebruiken."
„Onzin Benthuizen heeft al
zaak bestuurd. Je vader heeft me gezegd, geen zorgen
■o( r de toekomst behoeven te hebben. Dan heeft.
hijBenthuizen misschien.... de zaak niet zoo
behartigd als je vader weifelde ze, met een bange
vraag in de oogen.
„Hij heeft sinds vaders o, od altijd met zware
zorgen te kampen gehad...."
Haar blik werd banger.
„Gaat.... gaat de fabriek dan niet meer zoo
goed 7"
„Ze zou beter gaan, als Benthuizen wat meer be
drijfskapitaal had."
„Wat heeft hij dan met het geld gedaan 7" vroeg
ze met angst, tevens vreezend, dat hit n haar achting
zou dalen, dat zij hem verkeerd beoordeeld had.
Piet bevond zich voor een moeilijke taak, dacht na,
hoe haar zoo min mogelijk te beangstigen.
Maar, o, God Ze verdacht Benthuizen, hem, die
meer voor hen allen deed, dan ooit een directeur zou
doen.
„Wat heeft hij dan met het geld uitgevoerd 7"
drong ze aan, hopend op een geruststelling, want ze
kon niet gelooven, dat hij tot iets slechts in staat was.
Piet keek naar den grond.
„Hij.... heeft zooveel rente voor hypotheek...."
„Wat zeg je, Piet? Rente voor hyp
„Ja, moeder
„En ik.... ik wist dat niet. Ik verdacht hem nog
wel," zei ze verslagen. „En ik gaf maar uit, >k vroeg
niets, ik vroeg nooit, of het geld gemist koi worden
Ik heb geleefd, zooals ik gewoon was, vertrouwend
op het woord van je vader.... Maar waarom heb
jijof heeft hij me niet gewaarschuwd 7" klonk
het als een verwijt.
„Omdat Alida's vader er tegen was en hij beslist
wilde, dat u niets tekort kwam, dat u zou kunnen
voortleven.... in weelde, zooals u het gewoon was."
„Mijn God I" steunde ze een bezwijming nabij.
„Hij, hijwilde dat niet."
„Benthuizen heeft met zijn tijd gewoekerd, hij
heeft gezwoegden zijn eigen geld in de fabriek
gestoken, om u alle verdriet te besparen. Alida heeft
alle zorgen met hem gedeeldcn ikook ik
wist na vaders dood ae ware toedracht der zaak. Ik
voel me schuldig, moeder, want ik heb steeds toch
maar geld gevergd en ben voortgegaan verteringen
te maken. Ik heb onvergeeflijk gehandeld." Zijn beken
tenis was als een biechthij
had met neergeslagen oogen
I gesproken, het hart vol be
rouw.
„En ik heb uitgegeven, alsof
wij
„U hebt onwetend gehan
deld, moeder. U moogt er u
geen verwijt van maken
Begrijpt u nu, moeder, dat die
erfenis ons er boven op kan
helpen 7 Dat ze voor ons uit den
hemel komt vallen 7"
De weduwe gaf geen antwoord
Zij gevoelde aiepe schaamte, die
haar onoverkomelijk scheen.
Kon ze maar aanstonds sterven,
dan behoefde ze Benthuizen
niet meer te ontmoeten. Nooit,
nooit zou ze hem nog onder de
oogen durven komen I Ze had
van zijn goedheid genoten. Hij
offerde ch voor haar op hij
belette, dat anderen haar leed
zouden berokkenenEn
voor hem had ze zelden een
vriendelijk woord ontving hem
en stond hem te woord uit
de hoogte, soms de lippen ver
achtelijk gekruld, omdat hij een
ondergeschikte was en haar aan-
keel< met blikken, die ze van
een mindere niet duldde, zij een
geboren barones van Wester-
bergWat was zij ten slotte
vergeleken bij hem? Woog haar
adellijke naam, dien ze vroeger
Hier en daar stond een fijn kunstwerk of
snuisterij van waarde; kussens, gelukspoppen en
al wat een verwend meisje graag bezit, was er
te vinden.
Schoonveld, een rijke bankier, had gewild, dat
„alles in de puntjes was", zooals hij dat noemde.
Dat was het dan ook. Niets ontbrakkristal,
zilverwerk, enkele etsen en schilderijen van bekende
meestersdikke, mollige loopers en tapijteneen
marmeren badkamer, daarnaast een kleedkamer met
mahoniehouten meubels en spiegels met geslepen
randen, die in het electrisch licht schitterden vol
kleuren, alsof ze puur diamant waren.
De tuin was eveneens prachtig en omgaf „Villa
Dolly" als een uitgestrekt, pas aangelegi' stads-
plantsoen.
De chauffeur stond reeds in zijn witte jas met
donkerblauwen kraag en dito manchetten, de bij
passende pet in de hand, naast de nieuwe, gümmenae,
blinkende, beige „Lancia" gereed om zijn jonge mees-
te's aan het station te gaan afhalen.
Twee dienstmeiden in zwarte kleedjes met wit
kraagje, manchetten, witte schort voor en wit mutsje
op, hielden zich gereed om mijnheer en mevrouw te
ontvangen.
Scho >nveld gaf de oudste de sleutels der villa en
de moeders hadden nog een raad en opdracht te
geven.
Voldaan over hun werk en blij, hun kinderen weldra
in de armen te kunnen drukken, gingen zij verge
noegd naar huis.
Den volgenden morgen kwamen de jonge echt-
genooten, beladen met geschenken en vol geestdrift
over hun mooie villa, de ouders begroeten. Dolly
wierp zich aan den hals van haar moeder, zeggend,
dat ze nu weer blij was terug te zijn.
Ze vertelde druk ovei naar reis.
„Genoten genoten, Ali I Daar moet je ook heen I
Italië verrukkelijk! Egypte met al die vreemde ge
bouwen en bezienswaardigheden eenig I"
Alida overwoog Zij een dergelijke reis Ze dacht
aan het liedje„Wie zal dat betalen, zoete, lieve
Gerritje 7" Piet had geen geld en dat van haar vader
zat in de fabriek.
„Maar hoe vind je Piet 7" straalde ze plotseling,
toen hij binnenkwam.
„M'n hemel, Piet I Wat ben jij in je voordeel ver
anderd I" haalde Dolly uit, hem zoenend.
„Mevrouw Schoonveld," boog Piet plechtig.
Dolly schaterde, greep Piet vast en danste met hem
door de kamer, vond dat „mevrouw" genoemd te
worden overheerlijk, beweerde ze.
De moeder zei "lacnend bestraffend, omdat Dolly
weer zoo uitgelaten was
„Denk er om, kind, je bent nu getrouwd."
„Mijn hartje buitelt meer en meer," knipoogde
ze tot Alida. „Ik voel me dan ook reuzegelukkig!
En dan zoo'n pracht van een v/oning en., een man,
die me verwent...."
Henri genoot. Keek stil naar zijn knap, dartel
vrouwtje.
„Nu naar Benthuizen I" stoof ze weg in een gettr
van boschviooltjes en met rond
om haar, als het geruisch
van rirselende ODuIieren, haar
pauwblauw taffen kleedje.
En ook hem zoende ze, dat
het klapte.
Ze verzocht hem op een avond
je, vertellend, dat ze veel feesten
zo" geven.
Toen ging ze weer als een
vroolijke vlinder heen, terwijl
hij in stilte wenschte, dat haar
pad zoo zonnig mocht blijven.
De winter had zijn intocht ge
daan. De eerste sneeuw snel
de als op sokjes 't venster voor
bij, waar mevrouw van Henken
n t Piet die zich, niettegen
staande zijn naderend herstel,
zeer in acht moest nemen, zat
te schaken.
Zij werden gestoord door
Hein, die mevrouw een brief
bracht uit Den Haag, door een
notaris verzonden.
Ze las de eerste regels en
werd doodsbleek. Piet was op
gesprongen, toen hij haar on
gesteldheid bemerkte en leidde
haar naar een zetel. Haar
tanden klapperden, alsof ze
koorts had.
„Lees eens," zei ze mat. Ze
liet haar hoofd tegen de leuning
rusten en gaf in stille tranen
lucht aan haar wanhoop.
DOOR
ROSA CORTHAUTS-VAN PUIJENBROEK
„Oom Hendrik dood," ontstelde Piet.
„En al begraven," zei ze met een snik. „Hij heeft
me niet meer willen zien."
Toen Piet verder las, werden zijn oogen grooter.
Er lag een blijde klank in zijn stem, toen hij op be-
heerschten toon riep
„Moeder I Hij vermaakt u zijn gansche fortuin,
zijn ganscheI"
Afwerend lichtte ze even haar hand op, als wilde
ze beduiden spreek er me niet over.
Piet had in een oogenblik de uitkomst gezien, welke
dt erfenis zou brengen. Hij zag de zorgen van hem,
Alida, Benthuizen en oom Jan verdwijnen zag al
die blije gezichten; zijn huwelijk.... een villa als
Dolly.... een reis als zij, waar vooral Alida op
gesteld zou zijn I Eensklaps dacht hij er aan, dat nu
zijn moeder wist, wat allen voor haar met zorg hadden
geheim gehouden, want in den ingesloten brief van
oom Hendrik stond „en omdat ik weet, dat Uw
financieele toestand veel te wenschen overlaat, schenk
ik U mijn fortuin, waaronder al mijn bezittingen, U
tevens willende toonen, dat ik U vergeven heb."
Wet had even zijn dood haar geschoKt, maar niet
zoo erg, omdat zij reeds lang als dood voor elkaar
waren, maar die woorden over haar geldelijken toe
stand hadden haar diep gekwetst. Wat wist hij van
haar fortuin En driftig viel ze eensklaps uit, omdat
haar trots in opstand kwam
„Ik wil dat geld niet van hem I Ik wil zijn aalmoes
nietIk zal het aan de armen geven ik heb het niet
noodig I Ik ben rijk genoeg, misschien rijker dan hij I
Heb ik niet steeds, ééns slechts uitgezonderd, mijn
cheques kunnen ontvangen Als er geen geld was,
hoe zou Benthuizen daar dan voor hebben kunnen
zorgen? Wat zeg jij, Piet? Heb ik geen gelijk? Je
zult toch ook niet willen, dat ik zulk een aalmoes
aanneem 7"
Piet waagde voorzicht; g in te brengen
„U moet dit niet als een aalmoes beschouwen,
moeder."
„En waarom niet Hij geeft het me toch, alsof ik
het noodig heb Ilk zeg je, dat ik heden, vandaag
nog, aanstonds den notaris volmacht geef, dat hij
het geld aan arme instellingen kan geven I"
Ze stond op om dt daad bij het woord te voegen,
doch Piet weerhield haar zacht. Hij voelde zich
genoodzaakt, haar die dwaasheid te verhinderen.
Nu mocht niet langer meer gewacht worden. Hij zou
haar den waren tuestand bekend makzn.
„Moeder, ga eens rustig zitten. Nee, wees nu niet
zoo zenuwachtig. Ik moet u iets vertellen, dat ik wel
liever zou verzwijgen, maar niet langer meer mag
uitstellen, omdat u er mij, onwillekeurig, toe dwingt."
Ze keek hem verschrikt aan.
„Wat is er dan, Piet 7 Je maakt me bang, jongen
Die ernst...."
Hij nam haar hand.
U hebt onwetend gehandeld, moeder!