VERGEET DE VOORDEELEN DER GRATIS ONGELUKKEN-VERZEKERING NIET. 1143 Benthuizen trok zich haastig terug. den zomer aan zee te gaan doorbrengen. Hij was er van overtuigd, dat afwisseling haar uit heur indo lentie en naargeestigheid zou opwekken. Doch ook hiervan wilde ze niet hooren. Piet, door Alida aangewakkerd, gaf voor, met zijn m< eder een lange reis te willen ondernemen. Hij zou zijn huwelijk dan nog wel een paar maanden daa. 'oor uitstellen. Alles was tevergeefsch. „Laat me maar thuisblijven, jongen," was telkens haai antwoord. Doch niemand vermoedde, waarom ze liever thuis bleef en ook niemand zag, dat ze zichzelf dikwijls betrapte op een handeling als van een verliefd bak- vischje, want meermalen zocht ze in den tuin een plaatsje, waar ze, tusschen het lommer door, juist in het kantoor den directeur voor zijn bureau kon zien. Meer en meer voelde ze zich tot hem aangetrokken, verlangde naar een blik van zijn goedige oogen, naar het geluid van zijn stem, van zijn stap. En toch hield ze hem. door schaamte gedreven, hardnekkig van haar verwijderd. Nu, doordat Piet in de fabriek was, werd 't haar nog vergemakkelijkt Laurent minder te ontmoeten Haar trots che hoofd kon ze niet buigen haar trotsch karakter kon geen onderspit delven. Op een middag, terwijl zij bij Dolly verbleef en Antoon weer in de fabriek te vinden was, klonk plotseling een angstige kreet, geslaakt door den ma chinist, die in de machinekamer werkte. Antoon was te dicht bij het raderwerk genaderd en een drijfriem had hem bij zijn jasje opgenomen en hem naar boven geslingerd, zoodat de arme jongen met een smak op den steenen vloer botste. Werkvolk kwam toegeloopen en Piet, eveneens komende aansnellen, gaf bevel, Antoon naar huis te dragen en aanstonds dokter Baats op te bellen. Antoon was bewusteloos en bloedde uit een hoofd wond. De woning was in rep en roer. Benthuizen was naar de bank. Alida was thuis. Piet zond haar een boodschap en aanstonds kwam ze toegesneld, kwam tegelijk met dokter Baats aan, die Antoon begon te onderzoeken. „Niets gebroken gelukkigEnkele niet al te zware hoofdwonden, maar wellicht inwendige kneuzingen," luidde het onderzoek. Alida stond schreiend bij het bed, waar men Antoon had opgelegd „Die arme, goede jongen I" De dokter probeerde hem uit zijn bewusteloosheid op te wekken, doch niets baatte. Afwachten, geduld oefenen was nu de boodschap. Door den angst en de ontreddering had men vergeten, de moeder te waarschuwen e toen Benthuizen, ingelicht over het geval, kwam aangeloopen, dacht men weer aan de weduwe. „Ik zal haar halen," zei Piet, zich verwijderend. „Zeg het haar voorzichtig!" riep Alida hem nog na. ,,'t Zal haar zoo ontstellen I" Weenend stond Benthuizen bij het bed, de slappe, onbeweeglijke hand van den knaap in de zijne Hij voelde zich schuldig aan het ongeval. Waarom had hij hem ook niet verboden in de machinekamer te komen Als hij nu eens stierf Hij dacht aan het gezegde van den knaap, toen Eva vertrok „Nu zijn er al twee weg; wie zal nu aan de beurt zijn Mijn GodAls hij het nu eens was zijn kleine vriend I" De dokter haalde de schouders op, mompelde „Afwachten, niets forceeren." Zij hoorden ae auto over het kiezel in den tuin rijden en Benthuizen trok zich haastig terug, om niet getuige te moeten zijn van de droefheid dei' moeder. Alida snelde naar buiten, steunde de weduwe, door Piet geholpen en sprak haar bemoedigend to< „De dokter zegt, dat het niet erg is, moedertje," troostte ze. „Antoon is alleen maar bezwijmd. U moet niet schrikken, omdat hij verbonden is 't is maar een klein, niets beduidend wondje aan zijn hoofd Even bleef ze in de deuropening staan en met de kreet „Hij is dood, o, God! Hij is dood! Jullie hebt gelogen I Hij is doodsnelde ze nu naar het bed en wilde haar zoon omvatten. Maar de dokter weerhield haar „Als u niet voorzichtig bent, mevrouw, dan zal hij sterven. Voorloopig is er nog geen gevaar." Hermina keek hem verschrikt aan en als in ver weer, doch hij leidde haar buiten de kamer„Straks, als uw zenuwen wat bedaard zullen zijn, moogt ge bij hem „Zal hijsterven?" bracht ze er met moeite uit. „Een krachtige jongen als Antoon kan tegen een stootje," trachtte hij haar gerust te stellen. Ze schreide, beet op haar lip en wilde weer naar Antoon gaan. „Even maai even?" bad ze. „Ik zal hem niet aanrakenL' ziet, ik ben heel kalmheel Haar laatste woorden gingen verlogenze had de oogen gesloten en was buiten kennis. T>en haar bezwijming voorbij was, scheen ze kalmer te zijn. De moederlijke zorg steunde haar kracht. Ze wilde bij Antoon blije n dag en nacht en niemand zou haar van zijn zijde uunnen ver jagen I Haar plaats was bij hem. „Ik hoor daar!" wees ze naar de kamer van haar zoon. Hij liet haar gaan, ziende dat zij door haar wil haar smart niet zou uiten, om hem, haar kind niet te storen. Vastbesloten zich niet te laten verdringen, zich niet te laten overhalen, om te gaan rusten, bleef ze aldus twee dagen en nachten aan het ziekbed. Antoon was nog steeds bewusteloos. Maar dokter Baats bemoedigde „Dit was daarom nog geen slecht teeken. Er waren meer dergelijke gevallen. Het kon toch al als een wonder beschouwd worden, dat hij er zonder eenig noemenswaardig letsel vanaf was Kekomen." Piet en Alida, Dolly en Henri hadaen aangeboden de moeder te vervangen, maar halsstarrig bleet ze weigeren. „Dat kan ze niet volhouden," klaagde Alida tel kens aan haar vader. „Daar is zij niet 1 gen bespand. Ze is niet sterk en dan zonder een minuut te slapen." (Slot volgt). gedragen had, tegen zijn toewijding, aen adel van zijn ziel op Hoe veel dagen en nachten had hij, door zware Z"vgen geplaagd, doorgebracht, enkel denkend om haar geen verdriet te moeten aandoen Nee, nee, nooit zou ze hem nog ontmoeten haar schaamt! gevoel zou zij nimmer kunnen bestrijdenZe schrok op. Piet vroeg „Moeder, wat besluit u „Ik zal het geld aan.... Bent huizen geven, dat hij er mee doet wat noodig is, maarlaat mij buiten alles. Piet, ik bid ie, laat mij er huiten." De luide snikken der weduwe braken de stilte der kamer, terwiil Piet zich induffelde om naar de fabriek te gaan, om Benthuizen het groote, heerlijke nieuws van de erfenis te gaan vertellen. Ik heb hem miskend," klaagde Hermina, „hem om zijn ondergeschikt heid niet gegund, een blik in mijn ziel te slaai en getracht, hem uit mijn gedachten te verbannenNee, ik durf hem niet meer te ontmoeten, ik durf niet," besloot ze. De directeur had de erfenis van mevrouw van Henken, geboren ba rones van Westerberg, geboekt en met Piet uitgerekend, wat er over zou blijven, indien ae hypotheken waren afgelost. Ze waren voldaan, keken elkaar stralend in de oogen en zouden el kander om den hals ge vallen zijn, indien zij geen minnen waren geweest. „Einde goed, al goed t" juichte Piet, die in het vooruitzicht van een spoedig huwelijk, zich al met Alida gehuisvest zag, zooals het hem nu veroorloofd zou zijn. Alida had, toen zij het nieuws hoorde, de hand op haar hart gelegd, als c m het te beletten, zich van vreugde te buiten te gaanze had luid kunnen schreien en jubelen te gelijkSprakeloos omhelsde ze eerst haar vader ei. toen haar verloofde. In haar blik lazen zij haar intense tevredenheid. Oom Jan vond, toen hij het bericht vernam, niet aanstonds een woord, om zijn gedachte uit te drukken over alles, wat er plotseling door zijn geest dwarrelde. Even later zei hij welgemeend „Je oom verdient den hemel Hij kon niet nalaten, er met zijn schoonzuster over te beginnen, maar zij begon onmiddellijk over wat andei. „Nog altijd dezelfde." vertelde hij later aan zijn vrouw. „Geld heeft voor haar geen waarde. Ze wil niet eens hebben, dat je er over begint. Wel was ze nu buitengewoon vriendelijk en ze heeft je verzocht, eens te komen. Ze wil je zelfs per auto laten halen." „Wat schiet die opeens uit haar slof verbaasde zich Dina. Maar de weduwe, door haar ondervinding nu geleerd, wilde eenigszins door voorkomendheid en vriend schap goed maken, waarin zij vroeger was tekort geschoten. Alles ging naar wensch. De fabriek was in werking, dat hooren en zien verging. Piet, nu geheel her steld, floot en zong al even hard als het werkvilk, dat zonaer verzoek loonsverhooging ontvangen had. Antoon was in zijn vrij< uren nog steeds ir: de fabriek te vinden en zou later met I-et de zaak be sturen. Alida was gelukkig, borduurde een menigte P's en A's op lakens, servetten en veel anden dingen. Na het werk van Piet gingen ze samen kijken, hoe ver hun villa, die een weinig van de fabriek gebouwd werd, gevorderd was. Zuster Maris Stella schreef nu en dan een brief, steeds vol liefde en volharding voor haar roeping. Henri en Dolly, als twee zorgelooze kinderen, genoten van wereldsche vermaken, zooals hun stand het hun veroorloofde. Alleen de weduwe kon niet, alhoewel zij het graag zou willen, met allen die vreugde deelen. Het was, alsof ze machinaal door het leven ging. Meer nog was ze nu tegenover Benthuizen teruggetrokken en ze was zelfs in Al'da's tegenwoordigheid niet meer zoo vrij als voorheen. Maar beiden begrepen, hoe zij zelf zich door haar trotschheid moest vernederd gevoelen. Nooit hadden zij de geldquaestie aangeraakt, want Piet had hun haar verzoek, om buiten alles te willen blijven, over gemaakt. Hermina ging voortaan weinig uit en was voor zich zelf in de hoogste mate zuinig geworden, iets wat nu, volgens Dolly, in het geheel niet meer noodig was en waarop zij haar moeder wees, als deze zich verzette, oni iets nieuws aan te schaffen. Dokter Baats, die natuurlijk de ware oorzaak van haar lusteloosheid en droefgeestigheid niet raadde, vreesde, dat zij zenuwziek zou worden en stelde haar voor

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 13