J. B. A. LOHMANN
DOOR J. C. W. DUNCKER
1150
GROOT-ROTTERDAM
Joseph Bernard Anton Lohmann, de bekende etser
en kunstschilder, werd den 24en Maart 1884 te
Rotterdam geboren als zoon van eenvoudige bur
gerlieden.
Reeds op de lagere school, welke hij hier ter stede
bezocht, trok hij de aandacht door zijn teekeningen,
zóó zelfs, dat hij in dit leervak weldra al zijn mede
leerlingen voorbijstreefde en de onderwijzer werke
lijk geen raad meer wist, hoe hem tijdens de teekenles
op vruchtdragende wijze bezig te houden.
Ten slotte werd den jongen Lohmann op het gebied
van teekenwerk oogluikend de vrije hand gelaten en
mocht hij tijdens de uren, voor het teekenonderwijs
bestemd, naar hartelust zijn liefde voor crayon, conté
en houtskool botvieren. Menig schetsboek, in dien tijd
door den knaap met teekeningen gevuld, behield de
onderwijzer voor zich zelf als aandenken aan dezen
mcrkwaardigen leerling. Later, na tientallen jaren,
ontmoette Lohmann nog eens denzelfden onderwijzer,
die, zoodra hij zijn oud-leerling had herkend, hem over
zijn teekenwerk sprak In andere vakken was de jonge
teekenaar intusscHén slechts „middelmatig" of „ge
woon", zóodat ook hier het spreekwoord gold „Een
teekenaar is geen rekenaar".
Wanneer echter het teeken
uur was aangebroken, kwam
hij in volle actie, zóó zelfs,
dat hij geen stoornis kon
velen en in woede ontstak,
wanneer men hem bij zijn
lievelingswerk lastig viel.
Want Lohmann was een drif
tig ventje Zoo werden zijn
drift en zijn liefde voor de
teekenkunst ten slotte zelfs
oorzaak, dat hij iets te vroeg
tijdig de lagere school ver
liet
Het toeval wilde n.L, dat
een neef van hem, die Jo
seph's zwak kende, met hem
in dezelfde klas en op de
zelfde bank zat. Neefje had
de slechte gewoonte aan
genomen, den teekenaar
juist te plagen tijdens het
uurtje, waarin hij voor geen
scherts en grappen- te vin
den was en zoo gebeurde 't,
dat tegen het einde van het
jaar, dat Lohmann de school
zou verlaten, de neef hem
weder onder het teekenuur
lastig viel. In drift ontsto
ken liep de geplaagde knaap
de bank uit, om met een
geweldige vaart terug te
komen, zóó dat zijn neef, te
zamen met de naast hem zit
tende jongens, de bank uit
rolde. Op datzelfde oogen-
blk trad de hoofdonderwij
zer de klas binnen, zag
het tafereel en zette den
driftigen teekenaar bij de
odren buiten het lokaal.
Lohmann wist toen niets
beters te doen dan de gang
door te loopen, zijn pet te
pakken en naar huis te gaan.
Sindsdien bezocht hij de
school niet meer. De groote
vraag, die zich nu voordeed
was wat hij zou moeten
worden. Het hart van den
jongen ging naar de kunst Prins*
uit, maar zijn vader oordeelde: „Iedere timmerman
is eerst een krullenjongen geweest" en zoo werd Joseph
in de leer gedaan bij een huisschilder.
Plichtsgetrouw leerde hij het vak, doch met hart
en ziel was hij nimmer bij dit werk en het échte leven
begon voor hem eerst des avonds, wanneer hij de
Academie mocht bezoeken, waar hij zijn heerlijkste
uren doorbracht. Hij doorliep alle klassen, steeds in
niger opgaand in de kunst, en daarbij een merkwaar-
mmileii aan ilt- Kotte, Anno 1648. Naar een els van Jos. .'J. A. I.n
dige ontplooing toonend van het talent, hetwelk
reeds jong in hem aanwezig was.
De tijd, aan de Academie doorgebracht, is immer
blijven voortleven in zijn herinneringen en van de vele
leeraren, die hij heeft meegemaakt, gaat wel zijn groote
dankbaarheid en sympathie uit naar den heer van
Maasdijk, dien hij met volle overtuiging een nobel
mensch en een groot paedagoog noemt.
Na afloop van zijn academietijd zette Lohmann
zijn weg op eigen wieken met energie en wilskracht
voort. Spoedig moest hij echter de moeilijkheden van
het leven ondervinden, welke zelfs oorzaak werden,
dat er een tijdsverloop van tien jaren kwam, waarin
hem zoo goed als geheel de gelegenheid werd ont
houden, penseel of teekenstift in handen te nemen.
De zware plicht, welke hem niet veroorloofde, zich
aan zijn kunst te wijden, wist hij ten einde toe te ver
vullen, maar desondanks bleef de gedachte aan zijn
muze voortdurend in hem levendig. Zoodra dan ook
de omstandigheden 't weder veroorloofden, legde hij
zich opnieuw met volle borst op de beoefening der
kunst toe.
Hoewel hij ook in water- en olieverf menig uit
stekend doek vervaardigde,
ging toch zijn liefde vooral
uit naar de etskunst, waar
op hij ook, zijn levensom
standigheden in aanmerking
genomen, 't best in de ge
legenheid was, zich toe te
leggen.
Al de moeilijkheden, die
met het etsen gepaard gaan,
heeft hij doorworsteld, want
onderricht in deze bij uit
stek moeilijke kunst heeft
hij nimmer gehad. Alles
moest door hem worden
onderzocht en geprobeerd
oneindig scheen hem dik
wijls de reeks van bezwaren,
waartegenover hij zich tel
kens geplaatst zag, doch
van opgeven was bij hem
nimmer sprake. Daar echter
zijn financieele toestand niet
bijzonder gunstig was, moest
hij zich in alle opzichten
behelpen sleep zijn eigen
platen, maakte zijn bijt-
bakken en andere ingre
diënten. Dit alles vorderde
veel tijd en slechts lang
zaam kon hij vooruitgaan.
Zoo zag hij zich b.v. eerst
onlangs in de gelegenheid
gesteld, een pers aan te
schaffen voor het zelf af
drukken zijner platen.
Vanzelfsprekend was ook
het bezoeken van andere
landen voor' studie-doel
einden, waarnaar hij vurig
reikhalsde, langen tijd uit
gesloten, mede in verband
met zijn financieele omstan
digheden en zoo was hij
weler vplicht, te Rotter
dam te blijven arbeiden.
Zijn ets- en schilderkunst
draagt dan ook een sterk-
Rotterdamsch cachet.
Eindelijk echter brak er
een betere tijd voor hem
aan, waardoor hij zich meer
Imioidii. aan zijn kunst kon wijden.