lA'vtevei langen GROOT-ROTTERDAM 1133 Voor de Souburgsche Damclub hield de lieer P. Meyer een simultaanseance. Van de 24 ge speelde partijen won de lieer Meyer er 17, verloor er 1 en speelde er 6 remise. Een kiekje, genomen tijdens de seance. overzien. Wie weet, wat uiterst grappige dingen ze nog zouden gaan waar nemen. Intusschen maakte de jongeman dan ook wer kelijk interessante toeren om weer op de been te komen. Jammer genoeg, het amu sement zou nu niet zoo heel lang meer kunnen duren, tenminste, het opgekrabbelde heertje scheen in het ge beurde voldoende aanleiding te hebben kunnen vinden, een en ander te doen be ëindigen. Dit bleek duidelijk uit de schichtige handgreep naar zijn portemonnaie. In bevenden haast scharrelden zijn vingers een rijksdaalder op, wierp deze in een boogje naar het bijna geheel ver geten aangereden vrouwtje. Nochtans, hiermede was hij nog niet klaar, eenige rehabilitatie van zich zeiven leek hem wel gewenscht, het zenuw-vertrekkende gelaat van 't heertje, dat thans pas goed tot het besef kwam van het hache lijke in zijn toestand. Heel langzaam verschoof Me pruim tabak zichtbaar tusschen de kaken van den geweldige. De toeschouwers waren stil geworden. Toen, met 'n laatsten ruk, bracht de bootwerker zijn gezicht tot vlak voor den neus van het onoog lijke kereltje, en onverwacht stormde 't met angst aanjagend geluid tusschen de woeste lippen door „Brrrrrrrrr Het effect was geweldig Het heertje vloog weg, achteruit, struikelde over zijn fiets, sloeg languit in den modder tusschen de beenen van de toeschouwers, die zich om het ver bazingwekkende van de absoluut ongedachte wen ding in het geval tranen lachten. De bootwerker zelf deed eigenaardige pogingen, met zijn mond de punten van zijn vetlederen schoenen te bereiken, onderwijl hij krampachtig met beide handen zijn buik betastte. Z'n pruim rolde van de gijn z'n mond uit, 't tabakssap druppelde nog van zijn lippen, toen hij eindelijk stotterend aan 't publiek kon vragen „Hoe., is 't ie?.... Is ie.... et'fe.... tof?" De stemming was gansch omgeslagen. Het drama was blijspel geworden. „Kaik es naar z'n handjes!" verzocht een vóór- aanstaande vischvrouw met een stem, die héél weinig lispelends over zich had. Een andere dame, eveneens zaken doende in dezelfde branche, vond het echter beter te letten op het zacht-rose overhemd en meer speciaal op de flarden daarvan, die te voorschijn kwamen uit een door den val ontstane scheur aan den achterkant van de pantalon. „Moederrr, kom houw toch is effe kaike gilde een ongeveer 8-jarig geelharig meisje tusschen al die bedrijven door naar boven, waar uit de 3e verdieping een raam open geschoven werd om dan het belangstellende moeder lijke gezicht door te laten. De omstanders liepen overigens gevaar te stikken én door het overmatige lachen én door hun verwoede pogingen van zoo dichtbij mogelijk de situatie te Duizenden vogeltjes zingen hun lied. Maai in de steden bemerkt men dat niet. Lent is in aantocht; de vogels zijn blij - Zingen hun liedje veel eerder dan mij. Koud als het ijzer en steen van de stad Blijven de menschen en klagen zich muf. Kom eens naar buitenin bosch, duin en mei M als de vogels, gelukkig en vrij Straks blaast de mind al de megen meer droog, Steken de bloemen hun kopjes omhoog Wacht hen met vreugde: vergeet um verdriet. Zing als de vogels - een jubelend lied! li eg met um zorgen De zon lacht u toe. Buiten gevoelt men zich jeugdig temoê. W andelen blijft steeds de heilzaamste kuur. Allen naar buiten dus! Zoekt de natuur! kenteliefspreidt dan um geur in het rond Ixmtelief. maak tuis meer sterk en gezond! Unite. verdrijf nu den Ii inter maar vlug! Breng in het keven de kief de terug HA \S H ACIITkJk ■fff T»TTTttt*Ttt Ttf ja vereischt. Dit zou hij 't beste kunnen doen zoo overdacht hij als hij door zijn houding en toon het publiek in den waan bracht, dat het heele geval hem absoluut onverschillig was. Op deze wijze, meende hij, zou 't onwaardig figuur, dat hij geslagen had, 't spoedigst vergeten zijn in ieder geval moest hij geen verdere aanleiding geven voor nog meer bespotting. Nu kwam het er dus op aan. Achteloos diepte zijn hand uit z'n vestjeszak een sigarettenkokerzéér achteloos knipte hij leze open en bracht van daaruit een sigaret naar zijn mond nóg achteloozer klonk daarop zijn vraag aan de nabije omstanders: „Kunt u mij misschien helpen aan een beetje vuur.... „Vuur mot je vuur Kom dan maar gerust bai main hoor, vadertje De veelgeplaagde keek den spreker aan en zag zich vol schrik wéér tegenover den reus staan, die inmiddels niet gewacht had op de vrij onzekere komst van het „vadertje", maar met drie groote stappen zélf gekomen was. Als bij too- verslag verdween alle voorgenomen onverschilligheid. Bijna onverstaanbaar stamelde hij „als u zoo goed wilt zijn, hiel graag." Het gezicht van den bootwerker was nog rood van de laatste lachuitbarsting, nü begonnen zijn oogen opnieuw te glimmen van pret „Of ik zoo goed wil zijn," imiteerde hij 't benepen stemmetje en dan, inééns, griste z'n hand met een vlugge beweging het sigaretje weg tusschen de lippen van 't heertje, stak het doodbedaard in eigen mond, waarna hij, altijd nog even kalm, als was het een héél gewone zaak, het sigaretje heel smakelijk begon aan te steken. Het publiek schaterde. Het heertje echter moest een beroerte nabij zijn, z'n oogen puil den uit. „U.... u...." meer kon hij niet uitbrengen. „Wablief," donderde de reus, maar dan ipeens overviel hem een nieuwe lachaanval. Hij bekeek de sigaret nee, kwaad is 't-ie niet, d'r benne der zat slechter. Meteen blies hij een dikke rookwolk in de uit de kassen te springen dreigende oogen van het in woede haast barstende kereltje. Het onaesthetisch geluid en gezicht van de kramp- trekkende toeschouwers brachten het slachtoffer eindelijk tot het aardsche terug. Hij sprong op, hij moesthij zou.... 'm een klap geven, dien grooten, van genot zich wringenden lobbes, dat schoelje. t ,,L' bent een sch...." wéér bleven de woorden in zijn keel steken, lil het lachende gezicht van den bootwerker was alwéér die gevaarlijke dreiging gekomen. Zijn partij was het immers toch niet, overdachten gelukkig bijtijds z'n hersens. Hij draaide zich dus om, greep naar zijn fiets. Wat wou je tege main zegge liep de boot werker hem achterop „wou je sch.... schatje zegge?" 'n Homerisch gelach brag los. „Wat ik wou zeggen Het heertje zat nu bijna op zijn fiets de menschen waren wat teruggeweken - een doortocht was dus mogelijk. Hij draaide zijn gezicht half om, nauw verholen angst voor eventueele gevolgen stond er op te lezen en toch, ja, nu kon, nu móést ie 't doen „Wat u bent Mijnheer, ti bentu bent.een trap op de pedaal - nou was ie al bijna 2 Meter weg „u bent een schoft," gilde-ie opeens luid. En dan, of de duivel hem op de hielen zat, kromde zich zijn rug, vlóóg zijn fiets vooruit. Het laatste wat ie hoorde, was 't bulderen van de menschen en daartusschen, boven alles uit Is.ieeffetof In den winter worden tal van hoornen op dijken en wegen door zaag en bijl bedreigd. F.en foto van een dijk vóór de operatie. Wat er overbleef na de operatie wat brandhout.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 5