pCt. OBLIGATIEN NEDERLANDSCHE GRONDBRIEFBANK (GRONDBRIEVEN) ONS ZEELAND De Bank stelt beschikbaar: 5 van het huis te helpen verbeteren. Men besloot ook, het Weeshuis vrij te stellen „van het recht van den lepel". Dat was een eigenaardige gemeentebelasting, die jaarlijks verpacht werd aan den meestbiedende. Zij die tarwe, rogge, enz. in de stad brachten, waren verplicht uit eiken zak een lepel, ter grootte van een z.g.n. potlepel, te laten scheppen door den pachter van dat recht. Bovendien besloot de Raad, dat voortaan ten profijte van 't Weeshuis hunner stad in de conditiën van verkoopingen van onroerende goede ren zou worden bedongen een groote ten ponde van al dat binnen deze stad zou verkocht worden, 't zij die onder de „jurisdictie" of elders gelegen waren. Deze twee besluiten, door den Raad genomen, beant woordden uitstekend aan de verwachting. Al zorgde vader goed voor de jongens, toch was de lucht in het Weeshuis nog wel eens bewolkt. Dit bleek toen de heer Le Grappe, regent van 't Weeshuis, in een Raadszitting mededeelde, dat het bestuur genood zaakt was geweest den binnenvader order te geven, alle weeskinderen binnen het Weeshuis te houden. Hij moest eenigen van hen kastijden als gevolg van de handeling van Jacob Marinisse, slotenmaker, die had bestaan een van de weesjongens, die bij hem op den winkel werkte, uit het huis te halen, zeer tegen den zin van den vader. Toen deze dit ten strengste ver bood en tegen wilde houden, pleegde Jacob de sloten maker daarbij ook nog veel brutaliteiten jegens de regenten, waarover H. Ed. imparatie verzochten. Daar op werd gedelibereerd en de voorzegde Jacob Mari nisse .ontboden. Gekomen zijnde, is over het feit scher- pelijk gesproken en hem gelast aan heeren regenten satisfactie te doen. Nademaal hij zich daartoe niet genegen toonde, maar zich gansch verijdelijk aanstelde en H. Ed. Achtbr. met dat effect zoo het wel behoorde niet bejegende, is goedgevonden en verstaan, dat hij zijn winkel ge sloten zou hebben te houden tot nader orders van H. Ed. Achtbr. Dat was voorwaar een afdoend middel, hetgeen blijkt uit de notulen der volgende Raadsvergadering, waarin Jacob Marinisse bij request verzocht de reso lutie van 30 Januari in te trekken, en hem weer te vergunnen zijn winkel te openen als voor dezen, ver klarende dat de begane misslagen hem leed waren en bedroefden, waarop gedelibereerd zijnde, aan sup pliant werd toegestaan zijn winkel te openen, echter onder recommandatie nochtans, dat hij zichzelven in het toekomende met alle behoorlijk respect en eerbie digheid zal hebben te gedragen omtrent den binnen vader, 't bestuur van 't Weeshuis en den magistraat dezer stede. Niet altijd was er plaats voor de weesjongens op de winkels. Op 10-jarigen leeftijd verlieten ze de school en als hij dan geen werkplaats voor de jongens kon krijgen, verdroot dit den vader zeer. Hij zat nu al met 7 jongens, die de school konden verlaten, zoo dra hij een baas voor hen gevonden had, maar hoe hij ook informeerde, niemand kon er een gebruiken. Het werd Paaschvacantie opschool. Vader zeide aan het bestuur, dat hij een reis wilde ondernemen naar Zierikzee voor 2 dagen. Hij zou gaarne een nieuwe industrie in ter Goes zien verrijzen, en in Zierikzee kende hij een persoon, die hem hierover wel zou in lichten. Dan kon hij al de zeven weesjongens gelijk op een ambacht doen. Vader krijgt van het bestuur toestemming om de reis te maken en waarlijk, deze reis is voor het Wees huis van groot belang geweest. Kort na zijn terugkomst kwam er bij den Raad een schrijven in van Pieter Tolemeer en Andries Matthijsen, wonende te Zierik- AMSTERDAM HEERENGRACHT 493 OPGERICHT 1906 Directie: L. P. DE STOPPELAAR en H. A. J. BAANDERS IN STUKKEN VAN F 2500,- FIOOO,- F500,- en F100.- Voor ZEELAND verkrijgbaar ten kantore van H.H. J. A. TAK Co., te MIDDELBURG P. J. SIEGERS <S ZOON te VLISSINGEN - VAN HEEL Co. te GOES - R. KOOLE ZN'S BANK te ZIERIKZEE en SANDERSE <S Co. te OOSTBURG zee, van beroep wollewevers aldaar, te kennen ge vende, dat zij te ter Goes wilden komen wonen, om hun bedrijf uit te oefenen, mits eenige weeskinderen bij hen zouden komen werken zonder loon, en zij te vens een tegemoetkoming ontvingen in hun huishuur De Raad besloot hierop hen in hun huishuur te steunen met 6 vim. 's jaars 36.—, gedurende zeven jaar, en bij ieder van hen zeven weeskinderen van 10 en 11 jaar te laten werken zonder loon. Later moest een matig loon worden betaald. Deze wolweverij stond buiten de Koepoort, later de hoedenfabriek nog wel bekend. Deze heeft prachtig gewerkt. Later door twee oud-weezen overgenomen, heeft ze van 23 April 1675 tot 1780 te Goes bestaan. Zoo beleefde het Weeshuis rustige en voorspoedige jaren, genoot de liefde der burgerij en verspreidde zegen rondom zich. Maar het lot van het Weeshuis hing samen met het lot der gansche maatschappij. Vader en moeder, het middelpunt der stichting, waren weggevallen, en een ander echtpaar wijdde hunne gaven en krachten aan de stichting. De financiën baarden steeds veel zorg aan het bestuur. Het aantal kinderen was nog nooit zoo hoog geweest. Voor 96 kinderen moest er zorg gedragen worden, en de inkomsten verminderden, ter wijl de uitgaven wekelijks hooger werden. De Raad was bedacht op nieuwe bronnen van inkomsten, en hij besloot, dat op alle biljetten die publiek zouden wor den aangeplakt door een der stadsboden een gansje zou geslagen worden, en dat hiervoor betaald zou worden drie stuivers ten voordeele van 't Weeshuis. Daar men in die dagen (1716) nog zeer weinig cou ranten had, en zeker geen plaatselijke, was het pu blieke plakboord de eenige plaats waar het nieuws te vinden was. Daar werd dan ook een druk gebruik van gemaakt. 1720 bracht een prachtige uitkomst. Een zekere Mr. P. Bout, uit 's Gravenhage, vroeg aan den Raad van ter Goes om begunstigd te worden met de stem van ter Goes bij zijn benoeming als Generaliteits-rekenmees- ter, verklarende daarbij, „dat hij daarvoor aan de stad ter Goes zou geven een som van vijftigduizend gulden, en aan het Weeshuis een som van duizend ducatons, op rekening van dezelve aanstonds zou overleggen een

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 5