V. HERINNERING ONS ZEELAND 17 bevindt zich de Po luid geroepen „op de slaap kamer". Je hebt wat te stellen met die jeugd 21 Februari. Op de soos heeft griffier Dorias een niet kortstondige beschouwing gehouden over moderne misdadigerspraktijken. Om hem den mond te snoeren vroeg Mr. Mierick, of hij wist wat het nieuwste wapen van de gevangenisbevolkers was. De griffier dacht van de gasbom. Mis geraden Bij de laatste razzia in Parijs vond men in het clublokaal der inbrekers, het vereenigingsvaandel, waarop een gasketel geborduurd was, als symbool der oplichterij. Hoe komt de schildwacht in het huisje zonder knippen of vouwen? Door beide oogen gericht te houden op het punt tus- schen de soldatenmuts en het huisje (de teekening lang zaam naar de oogen te brengen tot tegen den neus, steeds naar dat punt kijkende), dan zal ineens de soldaat in het huisje staan, wanneer men dan de oogen richt naar den soldaat en het huisje. Oprecht van hart en vroom te zijn, Och of het ieder waar Is wel beschouwd, hoe zwaar het schijn, Toch inderdaad niet zwaar. door JAN H. EEKHOUT. Dit is de herinnering De huizingen grensden vlak aan malkander sim pel een breede meidoornhaag, o haar bruidelijke bloei in het voorjaar scheidde onzen hof met den haren. Diep achter-in den tuin, daar waar helder hup pelde de beek, hadden wij eene opening gehakt in de heg, en zóó kwamen wij bijeene. Zij was ouder dan ik, misschien drie jaren. Ze was mooi zooals een kind-meisje slechts mooi kan zijn heel rild was heur lijfke en een hoog-blonde stroom van lokken vloeide kruivend af op heur schouders, en wij hadden mekaar lief Men kan vrijelijk onze liefde beschouwen als een soort schoolliefde, een kwajongens-, een kalverliefde dus, maar is zulk eene liefde daarom minder echt Integendeel deze eerste liefde was de eenige waar lijk zuivere van mijn leven. Wij kusten ons in het rijke gras, wij peilden minuten lang in elkanders oogen, wij wierden dronken van geluk. Wij waadden zingende hand in hand door de blije beek, terwijl zij heur papaverrood rokske met een be- tooverend vingergebaar hoog ophief wij dansten, dat het water ontzet in duizend parelende droppels wild om ons opsprong, en wij achtten niet op nat-worden, en heure schater sloeg dan met het geluid van ber stend kristallijn den beemd in, zoodat de prille veers- kens en veulens plots dwaas-pootend wegbatterden en de merel in onzen appelaar stil viel van jubelen. Er waren dagen, dat zij mij teedere sproken vertelde, die zij van haar moeder vernomen had, oude verhalen, welke nimmer door iemand wierden opgeschreven. Zoo herinner ik mij het verhaal van Klabetterken, 't ka bouterken, dat woonde in een muizenhol entwaar op den Maagdenberg en na tal van geestige avonturen huwde met een heusch prinsesje uit Chinaland. Dit hoorde ik zot-geerne, vooral omdat erin gespro ken wierd van trouwen en wij, zoo zeker als de zon iederen uchtend de duisternis verslaat, wisten, dat ook wij eenmaal trouwen zouden. Ik kan nu glimlachen om de kinderlijke eeden, die wij dikwijls zwoeren, doch het is wel eene bittere glimlach. Wij bezochten dezelfde school, een troosteloos ge bouw tenden 't dorp, en steeds gezamenlijk trokken wij erheen. Onze ouders stemden daar volkomen mede in. Ach, waarom ook niet. Wij hadden immers niets kwaads in 't zin, wijl wij geen kwaad kénden Eenmaal hoorde ik, hoe mijne moeder, een morgend, dat wij den ringsom het dorp kronkelenden zandweg betertten, schooltoe, al lachende zeggen aan haar va der „Wat denkt ge van 't paarke Nooit hadden wij een gelukkiger schoolgang Toen viel de schaduw De scheiding.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 17