ONS ZEELAND
13
vóór alle menschen; hij komt met een lijst voor den
dag en ik teeken. Even later word ik aangeklampt door
een middenstander over hetzelfde onderwerp. De boot
moet Middelburg wel aan doen, zei die; was een belang
voor den middenstand, neen, voor geheel de stad. Ik
bedenk me geen oogenblik; ik ben 'n menschenvriend
ik ben vóór iedereen; ook voor den middenstand, ook
voor de geheele stad; ik druk hem de hand. vond
er 'n vulpen inzag 'n lijst. en teekende. Waar
om niet? Niemand is mijn vijand. die man ook niet;
en was zijn voorstel niet van verdere strekking? Toch
ben ik vanmorgen blauw gescholden door m'n verren
neef en door dien middenstander. „Huichelaar," zei
den ze. Hoe is 't mogelijk! Niemand kan er in grooter
oprechtheid van harte zijn medemenschen minnen dan
ik. 't Is bar en bar!
24 Febr. Heerlijk weertje; 't zonnetje koestert je;
haar licht vloeit als champagne uit de lucht; wande
lingetje gemaakt met Breeduitstra. We kwamen mijn
heer Meyer van het „gelukskantoor" tegen. Die keek
bepaald ongelukkig, 'n Slachtoffer van den zachten
winter, mompelde Breeduitstra. Eierkolen-speculatie
mislukt? vroeg ik. Neen, gnuifde Breeduitstra, zijn
sneeuwbalsysteem is er in Moffrika van gesmolten.
Reuzebak. Dadelijk thuis verteld. Sloeg niet in, Lies-
beth vond dat ik er beter aan deed, om voor het kolen
kit je te zorgen, dan flauwe grappen over kwakkel-
winter rond te bazuinen.
Verder me vandaag verdiept in de Stoppeldijksche
fraude. Aangename afwisseling in de gasbedrijven-
verduistering. Nu eens geen gaslucht, maar „wissel
stroom en te-kort-sluiting.
25 Febr. Met Krimp van Duimen een graantje ge
pikt in het „Gekroonde Potlam". Aan ons diepste
innerlijk een Beierschbierfilm vertoond. Gunstig ont
vangen. Daarna wereldpolitiek. In Polen bij een conser
vatieve verkiezingspropagandistenclub, granaten, kar
doezen, revolvers, bajonetten en ontplofbare stoffen
gevonden; zeer benieuwd wat er na de huiszoekingen
bij revolutionnairen voor den dag komt. Gevolg van de
onderdrukking der persvrijheid; 'n mensch wil zich
eenmaal bij de stembus duidelijk uiten. Uitsluiting van
800.000 metaal-arbeiders in Duitschland grandioos mis
lukt. Die moest mislukken. De patroons hadden er niet
op gerekend, dat ook de slotenmakers er bij betrokken
warendie laten zich niet straffeloos buiten sluiten.
Voorts gedronken op de nederlaag van minister v. d.
Vegte met zijn radio-retributie en op het welvaren van
alle klap-wiekende luistervinken.
26 Febr. Liesbeth heeft weer geschreid van aan
doening en weer om Mussolini. Verwante zielen. Hij
heeft nu haar hart weer gestolen door de bepaling dat
alle ouders met zeven kinderen voor niemendal met de
tram mee mogen; die ouders ziet u! voor de zeven
kinderen moet natuurlijk betaald worden, anders ging
de tram op de flesch. Wandeling gemaakt naar Bigge-
kerke en den man bekeken die zijn neuswarmertje met
flobertpatronen stopte; die weet nu zoo omme en bij
wat het spreekwoord: 'n leelijke pijp rooken, inhoudt.
27 Febr. Die mr. Mierick is ondanks zijn verwaand
heid toch een geestige kerel. Stond met hem te praten
toen ons een timmerman passeerde, die een boor en
n schaaf droeg. Kijk, zei-ie, daar gaat een merkwaardig
verschijnsel;. dat is nu een inboorling, die bescha
vingswerk, onder de blanken gaat verrichten.
28 Febr. Griffier Dorrias verrukte de soos door een
intieme vertelling, over minister Kan. Deze bewindsman
interesseert zich sterk voor de nationale industrie; ver
scheidene fabrieken heeft hij reeds bezocht en immer
weet hij de eigenaars aan zich te verplichten door hen
aan te raden om hun afzetgebied ook in onze koloniën
te zoeken. Laatst liep hij echter met dezen wenk vast;
't was toen hij bij Jaarsma vertoefde.
(Vervolg.)
Reusachtige ruikers boschviolen en meizoentjes ston
den in de hoeken der groote zaal. In het midden was
een vijvertje, waarvan het water spookachtig verlicht
werd door de schitterende en flikkerende lichtjes, ter
wijl een aardig fonteintje het water opspoot en het
in een regen van duizenden, fonkelende kristallen deed
terugvallen.
Rondom langs de wanden, stonden de kabouters
als een eerewacht in de rij.
Plotseling zweeg de muziek, en werd 't doodstil, de
feeën en kabouters maakten een buiging, want daar
trad omgeven door z'n raadsheeren, de Zwartmutsen-
koning, de zaal binnen. Langzaam en statig ging hij
naar zijn troon, die aan het einde der zaal stond, ter
wijl zes kabouters met fakkels zich aan weerskanten
schaarden.
Toen de Koning gezeten was, en de muziek weer
speelde, begonnen ook de feeën weer te dansen, terwijl
alle lampjes uitgeblazen werden en de groote zaal al
leen verlicht werd door de fakkels,
Wat-betooverend was dat alles, nog nooit had ik zoo
iets meegemaakt, en zoo prachtig had ik nog nimmer
hooren zingen.
Nooit zal ik dat schouwspel meer vergeten.
Na eenigen tijd kwamen de kabouterkoks met groote
bladen vol heerlijke versnaperingen. Het was een feest
zooals jullie nog nooit hebben meegemaakt. Maar het
was ook het feest der boschfeeën, je weet wel van die
aardige kleine meisjes, met vleugeltjes op den rug en
gekleed in allersnoezigste tulen kleedjes, met blauwe
oogjes en blonde krulletjes, die, terwijl de muziek
speelde, dansten en heerlijke liedjes zongen met
stemmetjes zoo fijn als geen mensch ooit gehoord heeft.
(Wordt vervolgd.)