IDEAL NAAIMACHINES
L
ID
Kunt U 't onthouden?
is de naam
Uitsluitend verkrijgbaar bij solide handelaren
16
ONS ZEELAND
Bij een wereld-reputatie, welke op zichzelf
een onmiskenbaar bewijs van uitnemend
heid is, hebben de perfecte
al jarenlang een waardeering genoten, welke
geen ander merk ondervond
probeerde zijn booze luim te verdrijven. Alleen, het
hielp niet. Te vriendelijker ze was, te liefdevoller zij
zich toonde, te stugger, onhebbelijker en ruwer werd
hij. Alle gezelligheid verdween uit hun woning en
voor het warme zonnende geluk, dat er eens zweefde,
klemde er pijnende, strammende kilte.
Ik kwam niet dikwijls meer, voelde, dat mijn
bezoek niet welkom kon zijn. Eens "dat was de
laatste keer barstte Herman zoo uit tegen zijn
vrouw over een nietigheid, dat ik meende hem even
tot de orde te moeten roepen. Nu keerde hij zich
tegen mij en heette mij te gaan en liefst nooit terug
te komen. Ik ging, maar niet zonder gezegd te heb
ben, wat mij op het hart lag omtrent de manier,
waarop hij zijn vrouw behandelde.
Zoo eindigde onze vriendschap. Maar al kwam
ik niet meer over hun drempel, toch hielden mijn
gedachten zich vaak bezig met het probleem, wat wel
het leven van die twee menschen kon hebben ver
stoord, die toch alles hadden om gelukkig te zijn.
't Was misschien twee jaren later, toen een
bode op mijn kantoor kwam geijld met een briefje
van mevrouw de vrouw van Herman een drin
gend verzoek onmiddellijk even te willen komen bij
haar man, die erg ziek lag. Ik begreep niet wat er
kon zijn, nam mijn jas en ging.
Ik vond Herman liggen in zijn kamer, lusteloos en
af. Toen de deur open ging, wendde hij nauwelijks
het hoofd en knikte. Ik ging naast hem zitten, nam
zijn hand, zooals een dokter doet. Zijn vrouw stond
naast me, bleek en ontdaan van vreel tranen en veel
droeve uren.
Jij weg, heeschte hij tot haar en zij sloop naar
de deur als een gestrafte hond.
Herman, duwde ik hem toe en stond gereed hem
te verlaten heb je me daarvoor geroepen?
Hij wenkte flauwtjes met de hand, probeerde
zich op te richten, maar hij had daartoe niet meer
de kracht. Een poosje lag hij roerloos, toen wendde
hij zijn gezicht naar mij en was het een dwaling?
leefde daarin niet de oude Herman, mijn oude
vriend?
Geef mij je hand, vriend zijn stem was heesch
en moeilijk, toch was er iets in van vroeger.
Je bent mijn vriend je was het altijd en
jou jou zal ik vertellen....
Telkens moest hij rusten, te zwak om den zin te
voleinden.
Ik heb haar zoo lief zoo onzeggelijk lief
en zij zij houdt van mij ondanks alles on
danks mijn beulschap. En toch, ik moet ik moet
het doen.
Hij zweeg en wees naar het glas, dat op een tafeltje
bij hem stond. Ik liet hem drinken, toen kon hij weer
verder gaan.
Ik heb een kwaal, de kwaal van mijn vader.
Eerst wist ik het niet we waren al twee jaar ge
trouwd voor ik iets merkte. Ik twijfelde wilde
twijfelen. Toen ja, ik moest zekerheid. Ik ging
naar Amsterdam, naar den dokter, die mijn vader
behandelde. Hij wilde er niet mee uit, maar ik be
greep zijn halve woorden ik had de kwaal van
mijn vader zoo was het zoo was, het.
Een poos lang lag hij roerloos, af van het vele
spreken,
En zij hield van mij. Hoe zou ze het dragen,
als ze alles wist? Daar durfde ik niet aan denken.
Ze zou krankzinnig worden als ik stierf en toch zou
ik misschien twee, mogelijk nog drie jaar kunnen leven.
Wat er in mij omging, als ik er aan dacht, hoe
zij zou lijden.
Toen kreeg ik de gedachte, dat zij niet lijden hoefde,
dat ze blij kon zijn, als ik weg was. Ik behoefde haar
maar te sarren, te plagen, het leven tot een hel te
maken, dan....
En dat deed ik! O, hoeveel 't me kostte, hoe
mijn hart bloedde, als ik haar beleedigde, haar be
handelde, erger dan een hond! Ik deed het en ik had
haar zoo lief, zoo onzeggelijk lief,
Hij barstte in snikken uit, wendde het hoofd af.
Mij kropten de tranen in de oogen. Toen ik opzag,
waren zijn blikken op mij gericht. Het einde komt
dezen nacht ik voel het ik weet. Mijn
vriend, jou moest ik alles zeggen jou alleen.
Twee dagen later kreeg ik het bericht van zijn dood.
Aanstonds ging ik naar het sterfhuis, of ik misschien
helpen kon met vriendenhand.
't Jonge vrouwtje zat verwezen aan het doodsbed
en streelde Hermans kille, bleeke hand.
O, 't is zoo treurig, kreunde ze zoo treurig,
dat hij niet meer van mij hield. Nu heb ik hem ge
marteld met alles, wat ik ten goede dacht Her
man Herman.
Ik wist niet of ik spreken mocht, of de bekentenis
van mij zou troosten of vernietigen. Maar al eer ik
recht dacht, was ik begonnen, vertelde alles, wat ik
voor-gisteren vernam.
Roerloos zat ze, de handen in den schoot ge
wrongen. 1
Herman, kreunde ze o, Herman ik heb
je nooit, nooit lief genoeg gehad.
De oude stem vertoonde en even kraakte een stoel.
Over de boomen in den tuin steeg zilverend de
maan.