ONS ZEELAND 17 Op de hofstede „Fredericapolder" te Rilland is de heer Cor Moelker reeds 55 jaren werkzaam zeide hij, die, om de eer van een dame uit een der eerste geslachten van Rome te redden, uit een raam was gesprongen, over tuinhekken was geklauterd en zich nu hiér bevond, elk oogenblik in gevaar om door de dienaren van den echtgenoot van die dame te worden ingehaald en herkend. Hij stelde zijn welvoorziene beurs den waterdrager ter hand, en deze hielp hem; droeg hem de treden van den St. Pieter op, en snelde toen heen, naar zijn ezel terug. Benvenuto had maar één gedachte, en dat was om de woning van den hertog Octavio te bereiken, gehuwd met de dochter van Karei V, die tevoren weduwe van Alexander de Medicus was geweest. Deze prinses zou hij was er van overtuigd haar vroegeren landge noot niet alleen te laten; op haar hulp kon hij rekenen. Maar, terwijl hij zich de treden van den St. Pieter afsleepte, om de poort van het kasteel van hertog Octavio te bereiken, herkende hem een dienaar van kardinaal Cornaro, die tijdelijk in het Vaticaan verblijf hield. Hij snelde naar het vertrek van zijn hoogen meester en deelde hem mede wat hij gezien had. Trou wens, terwijl de dag in Rome begon te leven, deden de verhalen van Benvenuto's ontsnapping reeds de ronde; zijn leege cel was opgemerkt; de stukken laken waren gevonden en 't had zoo'n indruk gemaakt op den gouverneur, dat zijn waanvoorstellingen als met één slag waren verdwenen en hij van vleermuis weer den kend mensch was geworden. Niettemin, Benvenuto was gezien de heerschappij die de machtige heeren van dien tijd over eigen woning en grondgebied uitoefenden vrijwel in veiligheid. Kardinaal Cornaro was hem goedgezind, en Messire Roberti Pucci al niet minder. Zoozeer waren zij hem genegen, dat zij den Heiligen Vader om een onderhoud verzochten, zich aan zijn voeten wierpen en om genade voor den talentvo'len Cellini vroegen. Zij deden uit komen, dat men hem niet mocht beschouwen als een gewoon mensch; dat zijn schuld aan het misdrijf, waar voor hij was gevangen gezet, in geen enkel opzicht was bewezen, maar zelfs, al zou dat het geval zijn, dat zij dan nog zijn vrijheid vroegen om hem in staat te stellen zijn talentvol werk voort te zetten. De Paus echter wees op den heerschzuchtigen, heftigen aard van Ben venuto; kon niet toegeven, dat hij ten onrechte was De heer Frans van Puy velde heeft er eveneens een 55-jarigen staat van dienst achter den rug. gevangen gezet. Maar de Heilige Vader bleek niet ongeneigd hem verzachting van straf toe te dienen. Wij zullen hem bij ons houden, aldus luidde zijn uit spraak, opdat hij in onze nabijheid kan werken en niet naar Frankrijk behoeft te gaan. Maar er was er een in de omgeving van den Paus, die zeker zijn heil niet wenschte. Dat was de zoon des Pausen bloedverwant Pierre Louis Farnèse. Deze wees hem op alle slechte dingen, die op rekening van Benvenuto vielen te schrijven; wees hem er op, dat, al had men den Heiligen Vader ook eene andere lezing trachten te geven, de moord op den goudsmid Pom- pejus was begaan op klaarlichten dag, in de volte van het toenmalig drukke gewoel van Rome. Indien hij thans genade ontving, zou dat slechts voor hem een spoorslag zijn om op den vroegeren weg voort te gaan. De Paus moest veel daarvan als juist erkennen, en voorloopig bleef Benvenuto onder de hoede van Kar dinaal Cornaro. Totdat deze, het onrecht inziende, dat hij beging, hem ter beschikking van den Heiligen Vader stelde, die beloofde hem zijn bijzondere opmerkzaam heid niet te zullen onthouden. Zoo kwam dus Benvenuto opnieuw in de pauselijke kerkers terecht, maar zijn lot was beter dan hij het vroeger had gehad, en beter, mogen wij zijn tijdgenooten gelooven, dan hij het had verdiend. Weer verbleef hij op het kasteel St. Ange; teneinde hem de ontsnapping onmogelijk te maken, bracnt hij eerst een tijdlang in een onderaardsch gewelf, daarna in een der hoogst gelegen vertrekken door. Maar andere invloeden deden zich te zijnen gunste gelden. Het was opnieuw de Fransche koning, die zijne invrijheidstelling verzocht. Benvenuto was een kunstzinnig, maar een uitermate bewegelijk onderdaan. Zijn schuld was niet bewezen; hem loslaten zou hem in zijne hoogmoedig heid gestijfd hebben en hem onmiddellijk tot nieuwe excessen hebben verleid. Zoo werd hij aan den Fran- schen koning overgegeven, en de gezant van dezen kon aan zijn vorst melden, dat hij een diplomatieke overwinning had behaald, waarop hij, had hij in de kaarten der tegenpartij kunnen zien, niet zoo trotsch zou zijn geweest. Niet lang overigens is Benvenuto ge bleven aan het Fransche hof.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 17