8 ONS ZEELAND Week-end in het lieve huis waar we onze vacantie doorbrachten en het Kerstfeest vierden. Een strakke, blauwe hemel en een stralende zon. We zijn Zaterdagavond allemaal vroeg in de mand jes gekropen om den volgenden dag heelemaal te kunnen benutten. O, het heerlijke gevoel van niet direct weg te moe ten, maar nog een langen, lieven dag voor den boeg te hebben! Zoo vreemd! Wat is het stil buiten! Ik grijp even naar m'n hoofd. 't Is toch half zeven! Ik hoor geen trams! M'n sla perige oogen kijken door een kiertje. Dan dringt hel ineens tot me door.... ik ben buiten! Een zoet fluiten komt uit den tuin. Mereltje's zang! Ik blijf verrukt luisteren. Zoo zoet is dit vroege zingen, het vertelt van lente en jong, nieuw leven. In een zonnige bui tol ik m'n bed uit. Hu! wat is het koud! Ik kijk eens even uit het open raam. 't Gras ziet wit en het glinstert in de zon. Ik kruip nog even m'n lekker, warm beddeke in, trek de dekens flink over me heen. O, dit liggen onder de dekens, heelemaal wakker, met de geluiden om je heen die uit den tuin komen! De eenden maken een helsch kabaal en ze over stemmen soms het heerlijk fluitge'uid van mereltje. Maar ze hooren bij dit vroeg morgen-concert, ik zou ze niet willen missen. Kukelekuuuu! hoor dien praatsmaker! dien opschep per! dien machthebber! Z'n harem antwoordt met ge zellige tok-geluidjes. Op het dak ik slaap er vlak onder genoegelijk getrippel van vogelpootjes. Er moet een heele kolonie zitten, te oordeelen naar het trip-trip! De hond van buurvrouw Aaltje begint te bassen. „Dag, hoor!" roept een vroolijke stem. „Fijn weertje! 't wordt al wat, buurtje!" Bim, bam, bim, bam, bim, bam! Telkens voetstappen op den weg en praten. „O, wat een weelde!" zucht een stads-mensch onder de dekens! 't Is -half acht als ik m'n kooi uitstap. De zon heeft m'n kamer al wat verwarmd. Het waschwater is ijzig! Maar het deert me niet. Ik ben warm van al het heerlijke om me heen! ,,Im wunderschönen Monat Mai!" galm ik als ik de trap afdaal. „Je bent pas in Februari!" brult de stem van mijn gastheer uit het slaapvertrek. Ach ja, het is 26 Februari en ik heb een gevoel of het 26 Mei is! In de hoerenkamer is de ontbijttafel al gedekt. Lena is ter kerke, maar vóór ze ging, zorgde ze er voor, dat de „vroegspookster" een warm kopje thee kon schenken. Maar ga eens thee drinken als de zon door de glazen halve deuren schijnt en door de kleine ruitjes van de ramen, waar vuurroode geraniums staan en eigen gekweekte tulpen en crocussen! En de tuin lokt en lonkt! Ik pak de eerste de beste jas die in de kast hangt het is het leêren auto-jasje met bont gevoerd van m'n gastheer en ik zal er wel potsierlijk uitgezien hebben! en wandel den tuin in. Witter dan wit zijn de vijf eenden er zijn er twee bijgekomen ze hebben geruid en de veeren liggen op het gras of het honderde sneeuwklokjes zijn. Onder de boomen vóór het huis steken de eerste Winteraconietjes hun kopjes al uit den grond. En o! kijk eens, overal pollen sneeuwklokjes! Ik wandel de kamer door. Aan de Elzenstruiken benge'en zoo luchtigjes de mooie, gele katjes. De kornoelje is al bedekt met fijne, gele bloempjes. In de groote witten bakken en in tonnen staan hor tensia's, allemaal al met teêre, groene blaadjes. Wat geurt daar zoo zalig? Ik snuif als een hond met m'n neus in den wind. Daar heb ik 't al! Een klein Peperboompje, als een roze bouquet, verspreidt die zoete geur, „Of je nooit komt!" galmt een basstem uit het huis en meteen begint het klokje te luiden, dat naast het huis staat en dient om hen naar binnen te roepen, die achter in den tuin zwerven. „Ik kom al!" gil ik terug en noode neem ik afscheid van al dit jong ontluikend leven. „Je moet straks m'n azalea's en de clivia's zien!' zegt het gastvrouwtje, terwijl ze thee schenkt. „Straks, straks!" zeg ik droomerig. „Er is nog zooveel te zien van al wat bloeit en groeit in jullie Eldorado. En we hebben nog een zaligen dag voor ons," E. B. B. 29 Februari. Zeldzame dag vandaag. Komt maar eens in de vier jaar voor.en de meisjes hebben het recht van huwelijksaanzoek. Uiterst gevaarlijk; ik kan er van meepraten! Alle vrijgezellen zou ik het wel willen toeschreeuwen: blijft binnen je muren; meldt je ziek; laat desnoods de zaken in het honderd loopen; alles is beter en veiliger, dan je onder de menschen te begeven. Ja, ze zeggen dan wel ik weet er al weer van mee te praten je kunt toch weigeren, maar zoo'n verzoek moet je maar eens gedaan worden, door een vrouw als Liesbeth. dan haal je het niet in je hoofd; dan mis je den moed om neen te knikken; al ben je de in het vleesch gevaren obstructie; dan stamel je 'n driftig: „natuurlijk" uit puur lijfsbehoud. 1 Maart. 'n Biertje verschalkt met Speur van ons plaatselijk blad. Lol'ige baas. 'n Journalist is, zei hij, eigenlijk een samentreffen van de vierde dimensie met het zesde zintuig; zooiets als de steen der wijzen in de kwadratuur van den cirkel, 'n Journalist is beslist on betaalbaar, orakelde hij, en dat zou een mooie eigen schap voor zijn schatkist zijn, wanneer zijn werkgevers dat niet wisten; nu zijn ze zoo van die waarheid doordrongen, dat ze elke poging tot behoorlijke be looning opgegeven hebben. Heb hem gevraagd, of hij niet in zijn schik was met het rusthuis voor de jour nalisten, dat onlangs gesticht is. Daar hebben we niets aan, verklaarde hij, want wanneer een journalist wer- Vervolg op bladz. 13

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 8