ONS ZEELAND
DOOD VAN DEN CONCIERGE
RINKE TOLMAN.
14
J eugdherinnering)
door
Nu ben je gestorven en dat is een triest ge
beuren. Want buiten geurt de lente boven de daken
van het kleine stadje en in het frissche groen der
plantsoenen.
Er is vogelgekwetter in de bottende en vlammende
twijgen en bij de roode leien en pannen. De lente
is gekomen met haar jeugdig-fijne feest van kleuren
en klanken, maar jij zult al het ontroerend broze en
blanke niet meer zien en hooren....
Straks zullen ze je begraven gaan en door den heer
lijken dag zal gebeier zijn van een vrome klok. De
paarden zullen, rouw-omfloersd, dof langs de licht-
gebrande straten trappen en van achter de blinkende
vensters turen nieuwsgierig de tallooze lieden naar
den stillen, tragen tocht.
Wij zullen je met mekaar begraven gaan en we
zullen zeggen met een snik of zwijgend het in ons
hart geborgen houden er is een goed mensch ver
scheiden.
Want een goed mensch was je, ofschoon je er grim
mig, krijgsmanachtig uitzag je droeg er een zware,
zwierige snor, die woei in den wind van Holland, als
je stond aan de deur van 't veel gevloekte, veel ge
hate en soms beminde kweekschooltje, in de nauwe
straat, waar hooren en zien je verging van homme
lende en schommelende, ratelende en rollende vracht
karren
Ik zie je heel goed nog staan ik zie nog al je trouwe
gebaren ik ken je nog of je levend, met een klop
pend hart, voor me stond.
Ik zie je kleine, korte figuur ik zie je met het
omvangrijk koperen horloge in de hand staan wenken
om toch in vredesnaam voort te maken, want de lessen
waren al bijna begonnen, en zóó zou de zware, ram
melende deur met een ruk, die sidderingen door je
lichaam deed rillen, gesloten worden.
Want een traag, ijzig traag leerling was ik, die zich
minstens vijf van de zes dagen versliep en op een
drafje naar school sukkelde, terwijl ik onder de armen
mijn in haast saamgeraapte boeken sjouwde.
Maar jij had geen antipathie tegen mijn beruchte
traagheid. Jij was een wijs, door ervaring wijs gewor
den menschenkenner, en je besefte met al je ziel en
zinnen, dat een kweekschoolmorgen van vier of vijf
uren tragisch-lang duurde en dat er tusschen de kille
muren met hun schaarsche opbeurende versieringen,
ontzettend veel saais en dors werd verhandeld.
Je onberekenend medelijden hebben we steeds op
den hoogsten prijs gesteld en onze dankbaarheid is
duurzaam en zal niet mee gaan in het gapend-zwarte
graf
Swier, de Drent, Jannes en ik, en zelfs de meest
berustende blokker, we blijven er eeuwig erkentelijk
voor, dat je soms een kostbaar kwartier te vroeg de
rinkelende bel luidde. En je trotseerde om óns te
believen, om ónze zwaar-wegende verdrietelijkheden
kleiner te maken of te vernietigen, het nijdig gemopper
over je zoo verschoonbare tekortkomingen. Je trot
seerde de honderd vermaningen van al de leeraars
je kwam op voor ons onderdrukten, voor ons onder
geschikten je was democraat van 't zuiverste, pa
relende water.
Wat kon je prachtig variatie brengen in de geest-
doodende lessen 's winters door nu en dan de kachels
te inspecteeren of ze goed brandden. Je kwam dik
wijls, al was je zelf overtuigd, dat niet de geringste
kleinigheid mankeerde aan 't knappend en brommend
vuurtje.
Er was iets in je van den jongen, een kostelijken
kwajongen, die graag een weinigje de les in de war
stuurde door knipoogjes, zóó dartel, dat het was om
't uit te schateren.
Maar wat ik vooral in je prees, was dat moeilijk
definieerbare in je, dat men opmerkt bij artisten. En
wij, die onze eerste sonnetten begonnen te schrijven
en rondliepen met de vreugd der poëzie, wij voelden
dat, wij rekenden je half en half onzen geestverwant
en zouden je met het openhartigste genoegen al onze
rijke geheimen blootleggen.
Je snor was al geniaal en je poovere kleeding ken
merkte zich door een opmerkenswaardige losheid, die
er bijkans naar streefde het schilderachtige te berei
ken. Wat zou een Wagner-baret je perfect hebben
gestaan
De poppetjes die je sneed uit hout, verrieden niet
te loochenen kunstenaarschap en wij allen konden zoo
doende het schreeuwend onrechtvaardige meevoelen,
toen bij de benoeming van een slöjd-leeraar jij ge
passeerd werd jij had vakkennis, jij had talent en
zou der school tot eer gestrekt hebben.
Maar „De Lange" is gekomen als een nietige indrin
ger, En als we samen, de ruggen tegen de vensterruit
in de gang geleund, stonden te spreken over het on
billijke, dat de heeren hadden bedreven tegenover jou,
werden je beweginkjes kort en driftig en ons beider
haat keerde zich tot „De Lange", die een knoeier was,
een beunhaas en bovendien een valschaard, die zon
der geldige reden en zonder steekhoudende argumen
ten mij minstens ééns per week de deur uitzond.
Hoe troostte je ons, als we wegens groote en kleine
misdrijven in de directeurskamer genoodzaakt waren
te verschijnen Wij hadden gelijk, de lééraars on
gelijk
Jij kende hun verschillende zielen. Je karakteristiek
van hen was duidelijk en nimmer falend als van den
besten psycholoog, die tot uitkomsten raakt na studie
en ruime levens-ervaring. Door omgang met hen
jaar-in jaar-uit, kende je al hun daden, al hun ge
baren onder alle denkbare omstandigheden. Jij
kende elke schijnbaar onbeteekenende, nochtans be
langrijke schakeering in hun geestesleven, jij waar
schuwde ons hoe bij Tom, hoe bij Puk, hoe bij Prop
te handelen. En het voordeel dat we genoten van je
aanwijzingen en welmeenende raadgevingen was on
berekenbaar en hielp ons uit menig moeilijk parket.
Ze hebben gezegd, dat je schrikbarend dronk en dat
je handen niet eerlijk waren. Maar dat gelooven we
niet dat zeggen alleen de kleine, geniepige zielen,
die je betrekking benijdden.
Jij hebt voortreffelijk meegewerkt aan den opbouw
van onze toekomst. Want als er repetitie was bij
Tom en wij hadden geworsteld met hatelijke cijfers en
leelijke rekenkundige beschouwingen, stond jij eenigen
Vervolg op bladz. 16