IDEAL FIRMA GEBR.KAAN ViïêHk wti -wuutht machine, zeggen zij die de NAAIMACHINE in gebruik. hebben. Zij loopi zeldzaam licht en geeft een zeer regelmatig stiksel. MIDDELBURG TELEF. öl ONS ZEELAND If wonderlijk-helderen stemklank. Bijkans het halve dorp luistert naar Yaouchi. Yaouchi verhaalt: ....Daags na den jaarlijkschen korjaalkamp, dien ik voor den tweeden keer gewonnen had, was 't, dat ik, bij de hut mijner ouders, den pocher Apoïké aan trof. Hij, Apoïké, hield mij staande. Daar school felle spotternij in t gene hij sprak. Ge hebt den prijs gisteren gemakkelijk behaald, Yaouchi! Waarom?.... Ik zag Apoïké recht in de kat achtige oogen; hij schonk mij echter geen antwoord op mijne vraag. Tegen mij alléén verliest ge 't, Yaouchi!, smaalde hij enkel. Hij wendde en liep heen, trotsch en triom fant als een oude krijger. Verbaasd en geërgerd tegelijkertijd bleef ik achter. Wat beduidden Apoïké's raadselige woorden. Wat wilde hij van mij? Waartoe hield hij zich tijdens den strijd, gister, verscholen als een gekastijde hond?.... Moest ik wellicht zijn dwaasheid als een uitstor ting opvatten? Met die laatste gedachte gelijk een vlijme scherf martelend in mijn hoofd, rende ik Apoïké achterna, 'k Rukte hem woest bij den schouder en stiet eruit, mijn gelaat vlak voor het zijne: Morgen!! Goed.Een valsche grijns trok om den mond van Apoïké. Morgen!!, herhaalde ik hartstochtelijk uitda gend,.... morgen!.... Wanneer de uiterste zonne- rand de toppen van 't gindsche woud raakt!! Morgen!, bevestigde Apoïké nu grimmig. Hij ging. Nog vóór de dag een halve kinderlengte hooger rees, was de mare van den nieuwen kampstrijd door het dorp verbreid. Ik had elkeen op mijn hand. Men vei heugde zich reeds op de genadelooze afstraf fing die Apoïké ontvangen zoude voor zijn zotte op snijderij. Was Apoïké, bij mij vergeleken, niet een oud, kreupel wijf in de kunst van 't parelen?.... Wie kende beter dan de lenige Yaouchi de vaak geniepige stroomversnelling?.... Zelf was ik van den uitslag in mijn voordeel volop overtuigd. Toen den anderen ochtend de zonnerand de toppen van het door mij aangewezen woud roere, stond ik bij mijn korjaal gereed. Gansch 't dorp was op den oever verzameld. Apoïké kwam iets later dan wij hadden afgesproken. Het volk morde. Maar Apoïké begroette 't gemor met een hoonlach. Hij stapte op zijn korjaal toe. Zijt ge gereed, sterke Yaouchi? Ge ziet, antwoordde ik bits. Dus, fleemde wee Apoïké, dus juist als altijd: van hier het vertrek.... de rivier over.... bij de Watra-Dagoe-rots landen, en weer terug....? Laat ons aanvangen, snauwde ik. Wij plaatsten ons in onze korjalen. De piaiman gaf het sein: de gerekte roep van een watervogel. Even schuurden onze vaartuigen bij den afstoot langs het zand, dan schoten ze den zingenden stroom in. Ik parelde fel, doch regelmatig voort. Weldra liet ie Apoïké achter mij. Die wuifde met den arm en grin nikte, dat 't bloed mij naar de slapen sloeg. Ik had, als in den ban van een geheimzinnige toovermacht, een neiging om mijn parel te laten schieten. Maar dan vermande ik mij en zwoegde verder, scherp lettend op uitstekende rotspunten en op de Vraag! Uw leverancier of aan hef adres voor den handel »«j7Z Rp"1® li" DE '""""""y/jninmuiinmuuHiuiiuu^ stroomversnelling, die ik juist nam. Opeens gleed mij echter iets donkers voorbij en snerpte een spottend gekrijsch in mijne ooren. Ik keek. Het was Apoïké! En de kerel stond, de handen losjes om den parel- greep, bijna werkloos! En zijn boot schoot voorwaarts als een blad op den stormwind!! Toen.eensklaps.zag ik! Ik zag een arm, de ranke, ronde van een vrouw, die Apoïké's korjaal bij den achtersteven vastklemde en voortstuwde! De ho-arawoeniü Haast had ik van ontzetting mijn parel losgela ten.De ho-arawoeniü.Maar dan laaide plot seling boosheid in mij op.... Die valsch Apoïké! Ik perstte mijne tanden op elkaar dat zij knersten en als bezeten begon ik den bedrieger te achtervol gen. Nimmer heb ik zóó gebeuld, als als buid- lianen zwollen mijn armspieren.En ik won! Ik wón! Kort voor wij den overoever bereikten deed ik behendig den spits van mijn korjaal uit alle macht stooten op Apoïké's achtersteven. Ik moet den arm der ho-arawoeni geraakt hebben.Althans zij liet los en zonk weg met een schreeuw! Apoïké tierde als een getreiterd beest. Doch ik luisterde niet naar hem, parelde zijn boot, die nu plots geremd scheen en hulpeloos weg en weer wik kelde, rustig voorbij, bereikte den oever en keerde terug. Met kreten van gejuich werd ik ontvangen en lachend wees men mij op Apoïké, die nog stuntelig worstelde halveling den stroom. Ik lette er niet op en op den piaiman toegetreden vertelde ik hem Apoïké's sluwen streek. Hier houdt Yaouchi even op met zijn relaas, blikt rond zich om en ziet de oogen der luisterenden glan zend van aandacht. Hij haalt diep adem en vervolgt dan eenvoudig. .De piaiman geloofde mij, en eveneens het volk, want ik vertelde de waarheid. En toen Apoïké ein delijk en uitgeput als een lastdier aankwam, werd hij omringd door allen en ondervraagd van den piai man. Eerst ontkende Apoïké, wilde zelfs mij beschul digen! Doch wat later kon hij zijn geheim niet langer

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 17