pÊ REFEER5 EM POEDELS m OM WIND 8 ONS ZEELAND KUNST IN NOOD Veere, City of Pity. Velen kennen 't Walchersch stadje met zijn rijk verleden niet, velen weten 't nauwlijks liggen, menigeen, die 't nimmer ziet. 't Ligt zoo rustig, zoo alleenig, 't heeft geen leven en geen doel, flinke huizen heeft het weinig, court d'argent een heeleboel. 't Heeft geen trams en geen electrisch, waterleiding is er niet, voor de branche der huizenbouwers is 't een hopeloos gebied. 't Is maar klein ('t telt duizend zieltjes) 't stratennet is ongelijk en het ligt maar stil te slapen onder aan den zwaren dijk. 't Is maar klein, maar in zijn kleinheid is het tragisch imposant, want zijn reliquieën spreken voor zijn adel, voor zijn stand. 't Heeft een sfeer, die ons doet zwijgen en zijn kerk die fluistert van den Onvoltooid Verleden Tijd. Geen gebouw kan zoo een mensch zijn in verlangend zielsverdriet, als die kerk, die met Groot-Veere vele zijner veeren liet. 't Heeft een Raadhuis, eens het centrum van de groote handelsstad, opgebouwd uit gouden beurzen, waar de Veersche vroedschap zat. Het Stadhuis, dat slanke sieraad, eens vol glorie ingewijd, in den schitterend voltooiden, maar helaas Verleden Tijd. Van dat Huis der oude vroedschap vallen steenen op den grond, 't wordt daar Herfst, de blaren vallen, Veere's Huis wordt ongezond. Muren scheuren, 't wordt gevaarlijk, Oude Man raakt op z'n end, wordt een prooi der sloopershanden, mits 't gevaar wordt afgewend. 't Moét verholpen laat ons helpen, 't Rijk gaf reeds den eersten stoot, Veere moet toch Veere blijven, hier is Oude Kunst in Nood! Zendt Uw gaven op naar Veere, helpt het Raadhuis in zijn strijd, helpt voltooien d'Onvoltooide Tegenwoordig zijnde Tijd. WILLEM TELL II. /APRIL 14 Maart. De wispelturige maand Maart, is op een reuzemanier met haar staart aan 't kwispelen gegaan. Geeft 'n heele omwenteling. Kieviten, spreeu wen en andere zomervogels trekken weer naar het zon nige Zuiden; de vroege spinazie-bedden lijken familie graven en onze schoonmaakster heb ik moeten afzeggen. Dat zijn van die stille triomfen van nacht- en dagvorst. Anders gevaarlijk weertje. Ik heb tenminste mijn wol'en vest voor de zooveelste maal opgediept. „Voorzichtig heid", zou Breeduitstra zeggen, „is de moeder van de ribbenkast." Bovendien in het „Varken met de Sirene" een extra pierenverschrikkertje genomen. Het is wel een slecht voorbeeld voor de kinderen, zegt Liesbeth, maar ja, de mensch is nu eenmaal zwak. Krimp van Duimen heeft me tenminste vandaag voor waar verteld, dat Zon dag in Zierikzee de presidente van de geheelonthou- dersvereeniging aangeschoten is thuisgebracht. Ik schrijf dit overigens zonder leedvermaak; het is met ons man nen in het volle leven immers: wie sta, zie toe dat hij niet valle! 15 Maart. Bij dage1ijksche wandeling, door mr. Mierick van Peuteren, met groote voorkomendheid, op merkzaam gemaakt op het feit, dat mijn wol'en vest onder mijn jas uitkwam. We zullen dat kleedingstuk voor de derde maal weer moeten inkorten. Ik heb op de soos reeds geinformeerd of het een teeken is van kwaliteit, wanneer wol zoo'n wonderbare groeikracht heeft, doch daar maakten ze zich van de moeilijkheid af, door ontwijkend te antwoorden, *dat het een eigen schap van dat product is, om op den rug van schapen te groeien. Ieder voelt dat dit een poging is om de kern der kwestie te ontduiken. P. S. De notitie van gisteren, omtrent de aangescho ten vrouw behoeft een kleine aanvulling, 't Is me ge- b'eken, dat Krimp dit „aangeschoten" in den werke- lijken zin bedce'd moet hebben; 't goede mensch is name1 ijk slachtoffer geworden van een Zondagsjager, die zonder voldoende koe'bloedigheid en vóór-oplei ding, op musschen had willen schieten en daardoor, toen zoo'n dier te voorschijn kwam, zijn hoofd verloor. 16 Maart. De groote vooruitgang van den tijd blijkt vaak het scherpst uit kleine dingen, filosofeerde de postdirecteur laatst. Vandaag bleek me de waarheid van de spreuk, toen ik las, dat een winkelier uit Bus- sum, die zijn zoon, benevens een geldsbedrag miste, op 'n holletje naar het stationsgebouw ging en daar beiden oppikte. Wat 'n verschil bij vroeger. In mijn jonge jaren ging er eens een neefje van mij met een kwartje vandoor; oom en tante, lang niet mis, postten bij de twee plaatselijke snoepwinkels en voorkwamen aldus erger. Alexander Zubkof is Duitschland uitge knikkerd wegens ongepastheid. Via Keulen naar den Congo vertrokken. Prinses Victoria bracht hem niet naar 't station; 't zou haar hart gebroken hebben; wel heeft ze geinformeerd of er geen vereeniging was in Afrika, die het kannibalisme krachtig voorstond. Herinnert me aan het boerenspreekwoord: ik houd zooveel van je, dat ik je wel op kon zien .eten. 17 Maart. Vandaag antwoord gekregen oo het briefje, dat ik laatst in de vragenbus van mijn lijfblad

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 8