pÊ
REFEER5 EM POEDELS
m
OM
WIND
8
ONS ZEELAND
KUNST IN NOOD
Veere, City of Pity.
Velen kennen 't Walchersch stadje
met zijn rijk verleden niet,
velen weten 't nauwlijks liggen,
menigeen, die 't nimmer ziet.
't Ligt zoo rustig, zoo alleenig,
't heeft geen leven en geen doel,
flinke huizen heeft het weinig,
court d'argent een heeleboel.
't Heeft geen trams en geen electrisch,
waterleiding is er niet,
voor de branche der huizenbouwers
is 't een hopeloos gebied.
't Is maar klein ('t telt duizend zieltjes)
't stratennet is ongelijk
en het ligt maar stil te slapen
onder aan den zwaren dijk.
't Is maar klein, maar in zijn kleinheid
is het tragisch imposant,
want zijn reliquieën spreken
voor zijn adel, voor zijn stand.
't Heeft een sfeer, die ons doet zwijgen
en zijn kerk die fluistert van den
Onvoltooid Verleden Tijd.
Geen gebouw kan zoo een mensch zijn
in verlangend zielsverdriet,
als die kerk, die met Groot-Veere
vele zijner veeren liet.
't Heeft een Raadhuis, eens het centrum
van de groote handelsstad,
opgebouwd uit gouden beurzen,
waar de Veersche vroedschap zat.
Het Stadhuis, dat slanke sieraad,
eens vol glorie ingewijd,
in den schitterend voltooiden,
maar helaas Verleden Tijd.
Van dat Huis der oude vroedschap
vallen steenen op den grond,
't wordt daar Herfst, de blaren vallen,
Veere's Huis wordt ongezond.
Muren scheuren, 't wordt gevaarlijk,
Oude Man raakt op z'n end,
wordt een prooi der sloopershanden,
mits 't gevaar wordt afgewend.
't Moét verholpen laat ons helpen,
't Rijk gaf reeds den eersten stoot,
Veere moet toch Veere blijven,
hier is Oude Kunst in Nood!
Zendt Uw gaven op naar Veere,
helpt het Raadhuis in zijn strijd,
helpt voltooien d'Onvoltooide
Tegenwoordig zijnde Tijd.
WILLEM TELL II.
/APRIL
14 Maart. De wispelturige maand Maart, is op
een reuzemanier met haar staart aan 't kwispelen
gegaan. Geeft 'n heele omwenteling. Kieviten, spreeu
wen en andere zomervogels trekken weer naar het zon
nige Zuiden; de vroege spinazie-bedden lijken familie
graven en onze schoonmaakster heb ik moeten afzeggen.
Dat zijn van die stille triomfen van nacht- en dagvorst.
Anders gevaarlijk weertje. Ik heb tenminste mijn wol'en
vest voor de zooveelste maal opgediept. „Voorzichtig
heid", zou Breeduitstra zeggen, „is de moeder van de
ribbenkast." Bovendien in het „Varken met de Sirene"
een extra pierenverschrikkertje genomen. Het is wel een
slecht voorbeeld voor de kinderen, zegt Liesbeth, maar
ja, de mensch is nu eenmaal zwak. Krimp van Duimen
heeft me tenminste vandaag voor waar verteld, dat Zon
dag in Zierikzee de presidente van de geheelonthou-
dersvereeniging aangeschoten is thuisgebracht. Ik schrijf
dit overigens zonder leedvermaak; het is met ons man
nen in het volle leven immers: wie sta, zie toe dat hij
niet valle!
15 Maart. Bij dage1ijksche wandeling, door mr.
Mierick van Peuteren, met groote voorkomendheid, op
merkzaam gemaakt op het feit, dat mijn wol'en vest
onder mijn jas uitkwam. We zullen dat kleedingstuk
voor de derde maal weer moeten inkorten. Ik heb op
de soos reeds geinformeerd of het een teeken is van
kwaliteit, wanneer wol zoo'n wonderbare groeikracht
heeft, doch daar maakten ze zich van de moeilijkheid
af, door ontwijkend te antwoorden, *dat het een eigen
schap van dat product is, om op den rug van schapen
te groeien. Ieder voelt dat dit een poging is om de kern
der kwestie te ontduiken.
P. S. De notitie van gisteren, omtrent de aangescho
ten vrouw behoeft een kleine aanvulling, 't Is me ge-
b'eken, dat Krimp dit „aangeschoten" in den werke-
lijken zin bedce'd moet hebben; 't goede mensch is
name1 ijk slachtoffer geworden van een Zondagsjager,
die zonder voldoende koe'bloedigheid en vóór-oplei
ding, op musschen had willen schieten en daardoor,
toen zoo'n dier te voorschijn kwam, zijn hoofd verloor.
16 Maart. De groote vooruitgang van den tijd
blijkt vaak het scherpst uit kleine dingen, filosofeerde
de postdirecteur laatst. Vandaag bleek me de waarheid
van de spreuk, toen ik las, dat een winkelier uit Bus-
sum, die zijn zoon, benevens een geldsbedrag miste,
op 'n holletje naar het stationsgebouw ging en daar
beiden oppikte. Wat 'n verschil bij vroeger. In mijn
jonge jaren ging er eens een neefje van mij met een
kwartje vandoor; oom en tante, lang niet mis, postten
bij de twee plaatselijke snoepwinkels en voorkwamen
aldus erger. Alexander Zubkof is Duitschland uitge
knikkerd wegens ongepastheid. Via Keulen naar den
Congo vertrokken. Prinses Victoria bracht hem niet naar
't station; 't zou haar hart gebroken hebben; wel heeft
ze geinformeerd of er geen vereeniging was in Afrika,
die het kannibalisme krachtig voorstond. Herinnert me
aan het boerenspreekwoord: ik houd zooveel van je, dat
ik je wel op kon zien .eten.
17 Maart. Vandaag antwoord gekregen oo het
briefje, dat ik laatst in de vragenbus van mijn lijfblad