f^hlLEmWttWItt
14
ONS ZEELAND
Op 't reuzenbiljartlaken vóór mij
beging men het kansspel, den toss,
d'oranje en helroode duivels
die vlogen er vinnig op los.
Ze sprongen en holden en kopten,
tot één er het loodje bij lei,
m'n landgenoot Massy die kopte
den bal en den vloer allebei.
Maar na de rust kwam er een kooltje
met daverend, brullend gejuich,
het volk en de luidsprekers trilden,
helaas, 't was een Belgische juich.
Ge zaad enen Ollènder zèikers,
dat zienekik seffens an oe;
oe gèste 2) die motte zieg aoste,
'k verwiettig oe, 't en ga nie goê.
Zoo sprak een mes jeu met garnalen
en tochtlatjes op z'n gelaat
ik sprak: Awel, zunne menierke,
serieus, maor 't en ies nog gien taat!
Toch zat ik 'm stiekum te knijpen
voor d'eer van ons Hollandsche ras,
want dat je een Hollandsch product bent,
dat voel je in 't buitenland pas.
Daar hoor ik op gindsche tribune
een huilen als opgejaagd vee,
een langzame vloedgolf van menschen
die baant zich een weg naar benee.
De houten omheining die houdt niet,
de menschenvloed breekt er doorheen,
ik zie, hoe de massa gewond wordt,
aan lichaam, aan arm en aan been,
Ik voel me nu plotseling weeïg,
gevoel, dat ik nooit had bespeurd,
twee auto's die suizen het veld op,
het trieste malheur was gebeurd.
De tijd van 't adieu was gekomen,
de luidspreker brulde in 't rond:
,,Le match est fini ies be-aandigd!"
uit iemand's onzichtbaren mond.
De zee van tienduizenden hoofden
ging deinend en zwaar op en neer;
de Hollanders hadden verloren,
één-nul, tot den volgenden keer!
De wattmannen gingen weer bellen,
de „Stienweg" werd weer een gedruisch,
de auto's en treinen die blieze,n,
Uw dienaar ging ook weer naar huis.
WILLEM TELL II.
J trambestuurders.
2) gasten: luidjes.
3 April. Met 'n zwaar hoofd, na koortsachtige
droomen, wakker geworden, 'n Vreemd gevoel heeft
mij bevangen. Sinds gisteravond heb ik de gewaarwor
ding torenhoog boven mijn omgeving uit te staan. Hoe
geheel anders worden bij deze gesteltenis, de verhou
dingen der dingen. Van dezen gezichtshoek uit, bespeur
ik pas de ware proporties. 0, ja, ik weet wel: Liesbeth
heeft een stamboom, die bijna in blauw bloed wortelt;
Liesbeth heeft een aardig duitje van haar ouders ge-
erf d; Liesbeth heeft een broer die in de suiker rijk
geworden is; Liesbeth heeft de gave des woords; Lies
beth heeft alles wat voortreffelijk is, maar ik. ik
ben wat. En weet wel, dat Aristotelis gelijk had, toen
hij zei, dat het niet op 't hebben, maar op het zijn
aankomt in de wereld. Ja, Philemon Zijdewind is wat.
In mij brandt momenteel de gewaarwording, die Ar
chimedes doorvlamde, toen hij in zijn badkuip het soor
telijk gewicht ontdekte; nu weet ik mij verwant aan
baron Hop, Koch, Pasteur, Edison en Caspar Flick.
Ik, Philemon Zijdewind, heb mij wetenschappelijk on
derscheiden en heb het recht om mij te scharen aan
de zijde der onsterfelijke uitvinders.
Maar laat me een ordelijk verslag geven van mijn
wedervaren. Reeds dagenlang boeiden mij de verslagen
omtrent de Nova Pictoris, de gespleten geheimzinnige
ster, die te Kaapstad met veel moeite en met een reus
achtige astroscoop geschoten is. Uren achtereen heb
ook ik naar den avondhemel getuurd, de sterrebeelden
afgezocht; in de leeszaal bestudeerde ik de theorie van
zonnestelsels, vaste sterren en nevelvlekken. Alles
echter tevergeefs.... tot gisteravond. Toen terugkee-
rend uit de soos, waar een royale wijnfuif geheerscht
had en eenigszins bevangen door de nachtlucht, leunde
ik in schuine houding tegen een lantaarnpaal; keek
naar boven. en zag er niet één Nova Pictoris, maar
wel duizend. De brief naar de Bildt is reeds weg.
5 April. In diep geheim mijn bevinding aan Breed-
uitstra verteld. Veel deelneming van zijn zijde. Hij
had op zekeren avond ook eens zoo'n avontuur gehad.
Na een woordenwisseling met een krachtigen, kort aan
gebonden heer, zag hij ongeveer vijf minuten achtereen
de sterren dansen. Hij had destijds niet naar de Bildt
geschreven, maar hij gaf me groot gelijk, dat ik 't ge
daan had. Er zijn el voor minder gewichtige dingen
Nobelprijzen uitgereikt.
Door de Middelburgsche rechtbank is een werkman
veroordeeld, die zonder middelen van bestaan in de
Lange Delft geloopen heeft. Dat wordt een kritieke
boel. Op 't eind van de maand overkomt mij dit ook
wel eens. Ik zal Middelburg a'sdan mijden. Ben vree-
selijk nieuwsgierig, of de kinderen nog niet door de
mazen van 't net glippen.
6 April. Door noodlottige omstandigheden eerst
nu raadsverslag van Middelburg gelezen. Wat sprak
de burgemeester schoon over het instituut der school
artsen. Ja, hij heeft het meer dan recht: wanneer de
geneesheeren vroeger wat meer acht op de kinderen
hadden geslagen, dan zouden er nu niet zooveel stads
bestuurders, de ziekelijke neiging hebben, om met ge
meentegeld te morsen.
In Ierland is een Duitscher aangewonnen die in zijn
vaderland reeds de beroemdheid heeft verworven we
gens zijn plan over den Atlantischen Oceaan per kano
over te steken. Hij heeft nu met de Duitsche Oceaan
vliegers, in hetzelfde dorp, voor 5 jaar een woning
gehuurd, om op geschikt weer te wachten.
7 April. Nog geen antwoord van de Bildt. Ze
zullen net zoo lang wachten tot een ander het ook ziet.
Als 't tegenloopt, gelooven ze nog niet eens; menschen
die weerberichten maken, denken al gauw dat een
ander ook liegt.
9 April. Den eersten Paaschdag doorgebracht bij
twee neven van Liesbeth in Vlissingen, Eenigszins
geradbraakt thuis gekomen. Fietstocht door Walcheren
gemaakt;; halverwege knapte mijn band. Mijn eene
Vervolg op bladz. 16