16 ONS ZEELAND De Paasch-glorie van een slager in Arnemuiden en tevens die der buren neef zei tegen het gezelschap, dat hij het nooit in zijn hoofd zou laten opkomen om een uitvaller achter te laten; en mijn andere neef vond dit prachtig, doch hij zou zich een ellendeling voelen, wanneer hij van zoo'n aanbod gebruik maakte. Heb toen twintig kilometer alleen gewandeld met mijn stootend rijwiel. Bij 't mid dagmaal rhabarber. De eenigste groente die ik niet verdragen kan. Lietbeth vond op de terugreis dat ik bij haar familie nooit eens opgewekt doe; ik vind nim mer wat. 10 April. Met Jossie, die zich verveelde, een wan deling gemaakt. Intelligent kereltje, 'n Regen van vra gen. ,,Pa is u bang voor een rat?" ,,Neen, Jossie." „Pa, is u bang voor een hond?" ,,Neen Jossie." ,,Pa, is u bang voor een koe?" „Neen Jossie." „Pa, is u bang voor een stier?" „Neen Jossie." „Pa, is u bang voor den burgemeester?" „Neen Jossie." „Is u bang voor een agent?" „Neen Jossie." „Is u bang voor twee soldaten?" „Neen Jossie." „Dus", zei Jossie, „dan is u alleen maar bang voor mama." Wat moet je op zulke vragen nu antwoorden? EEN MISVERSTAND (Naar het Engelsch.) Nadruk verboden. Hoor eens, zei Jim Lawrence, ik ga nog een eind wandelen. Dick Orme, zijn trainer, keek hem verbaasd aan. Waarom? vroeg hij. Het zal me geen kwaad doen en ik heb er zin in. Goed hoor! En na een oogenblik aarzelen voegde Dick er aan toe: schiet dan op en denk er aan ik vertrouw je. Met lichten stap verliet hij King's Cross Station, waar hij en zijn trainer juist waren aangekomen, terwijl de laatste een taxi aanriep en zich naar de National Sporting Club liet brengen, om de veilige aankomst te melden van den man, die aan zijn hoede was toe vertrouwd. Jim Lawrence had zich een maand lang geweldig getraind; nu zou de eerste groote wedstrijd in zijn boks-carrière plaats hebben. Hij was in uitstekende conditie en. verliefd. Het merkwaardige was, dat hij van het voorwerp zijner aanbidding niets afwist, behalve dat zij er allesbehalve gelukkig uitzag en in een armoedig buisje woonde in een armoedige straat. Dat had hem de conclusie doen trekken, dat zij arm moest zijn, maar al was dat zoo, zij was toch niet zooals andere arme meisjes. Zij was lief en klein en zag er helder uit. Hij had haar het eerst gezien toen hij van zijn kamer naar den dichtstbijzijnden barbierswinkel was gegaan en sedert dat oogenblik was hij dien weg zoo dikwijls gegaan als hij maar met fatsoen kon. Dikwijls was zijn tocht vergeefs, maar het gebeurde ook vaak dat hij haar aan het hekje of voor het raam zag en dan ont moetten hun oogen elkaar. Wat hem het sterkst inte resseerde was de vraag of zij getrouwd was of wellicht verloofd. Woonde ze daar alleen of met haar ouders? Morgen moest hij een zekeren Tom Jarvis in den ring ontmoeten, hij kende dezen man alleen nog maar bij reputatie's. Eens had hij hem gezien en dat was toen bet contract geteekend werd, waarin zij zich ver bonden dat zij tegen elkaar in de National Sporting Club zouden vechten. Zijn eenig verlangen vanavond was, om nog eenmaal langs haar huis te loopen, vóór den grooten dag. Als hij haar zag zou hij het als een voorteeken beschouwen, dat hij den wedstrijd zou winnen, terwijl hij overtuigd was dat hij verliezen zou als hij een vergeefschen tocht deed. Hij hoefde niet ver te loopen. Hij kwam langs het huis en keek naar de vensters, maar er was geen meisje te zien! Boos voorteeken, vond Jim! Plotseling bleef hij stilstaan en keek om. Hij hoorde snelle voetstappen achter zich. Hij zag in de duisternis een kleine vrou wenfiguur, waarin hij, toen zij in den lichtkring van een lantaarn kwam, onmiddellijk de uitverkorene van zijn hart herkende. Een oogenblik aarzelde hij. Zou hij wachten of doorloopen? Maar zij was al bij hem en legde met een smeekend gebaar haar hand op zijn arm. Neemt u me niet kwalijk, dat ik u achterna liep, zei ze buiten adem, maar. ik. Is er iets gebeurd? vroeg Jim. Kan ik. O, neen, zei ze, dat is het niet, maar ik heb u een paar maal voorbij zien gaan. Ik weet wie u bent en toen Tom thuiskwam zei hij dat hij een wedstrijd tegen u zou vechten. Ik was vanavond alleen thuis en ik dorst u haast niet aan te spreken, want Tom kan ieder oogenblik thuiskomen, maar ik heb het er op gewaagd, want ik wilde u zoo graag wat vragen. Jim was heelemaal van zijn stuk gebracht; hij moest maar steeds naar het zielige, kleine figuurtje kijken. Ze kon niet ouder zijn dan een jaar of twintig en het ontging hem niet dat ze er nog bleeker en zorgelijker uitzag dan de laatste keer dat hij haar gezien had. Wat wilde u? vroeg hij vriendelijk, Wie is Tom? U bent toch Jim Lawrence? vroeg ze snel. Hij knikte.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 16