2
De leerlingen van den cursus voor waterbouwkundig opzichter te
Goes maakten een excursie naar Rotterdam, waar verschillende
interessante werken werden bezichtigd.
Alleen men kan nu nog moeilijk aanwijsbare feiten
melden.
Het heeft ook andere gevo'gen. Behoudens een
enkele uitzondering kan worden vastgesteld, dat zij, die
terwille van hun bestaan, terwille van hun levensonder
houd uittrekken, in den regel de beste althans de
meest gedegene arbeiders zijn. Dat zijn menschen met
energie, met durf. Dat zijn menschen die wachten hun
ondergang eerst niet af, doch trachten elders een be
staan te vinden voor het te laat is. Er trekt in den
regel een deel van de geschiktste krachten uit, doch
die wij noodig dienen te behouden; met het heengaan
van deze durf-menschen gaan wij achteruit in moreele
draagkracht.
Evenwel is het niet doenlijk thans aanwijsbare ge
volgen aan te geven. Dat kan men wel doen wanneer
op een gegeven oogenblik een industrie een stad ver
laat en zich elders vestigt en daarmede een paar hon
derd arbeiders uittrekken. Zoo'n stad of gemeente gaat
inzinken en de bevolking gaat lijden. In dien geest kan
thans, voor wat onze provincie betreft, niets gezegd
worden, waaraan men eenig houvast heeft.
Doch men zij op z'n hoede. Er is aanleiding de volle
aandacht aan het verschijnsel van achteruitgang te
schenken.
Er volgt derhalve een derde vraag, n.l. welke mid
delen moeten worden aangewend om de bevolkings
vermindering met vrucht te bestrijden, d. w. z. ver
deren voortgang dezer vermindering te voorkomen.
Zie ik het goed, dan zijn er naar mijn gevoelen een
drietal voor de hand liggende middelen welke het
kwaad wel niet geheel zullen kunnen tegengaan, doch
die er wel toe kunnen bijdragen, de bestaansmogelijk
heden van velen die nu rondloopen en die de economi
sche positie van vele gemeenten kunnen verbeteren, te
verruimen.
Voor ik deze middelen nader zal aanwijzen, is er
nog een algemeene kwestie, die ik meen in dit verband
te moeten behandelen. Het is n.l. de kwestie of de
belastingdruk ook geen aanleiding kan zijn, dat men
een stad of gemeente en daarmede onze provincie gaat
verlaten. Ik heb dit punt juist niet genoemd als een
der oorzaken. Voor mij persoonlijk staat het vast, dat
het geen oorzaak is, doch ongetwijfeld zullen er velen
zijn, die het wel als een oorzaak beschouwen, ja, als
de oorzaak beschouwen. Het spreekt van zelf dat er
grenzen zijn die men met belasting verhooging niet
straffeloos overschrijdt. Een gemeentebestuur kan niet
onbeperkt met de belasting maar te verhoogen, immers
in dat geval gaan er bewoners heen; wij hebben gezien,
ONS ZEELAND
De excursionisten op hun tocht door de Rotterdamsche haven.
dat er zijn die er het land om verlaten. Wanneer ik
echter spreek van mijn gevoelens bovengenoemd, be
doel ik dit, dat de vrees voor te hooge belastingdruk,
een gemeentebestuur er niet angstvallig toe moet
brengen, noodzakelijke of plichtmatige uitgaven te
vermijden.
Iemand die in een stad of dorp woont, vraagt niet
eerst naar de hoegrootheid van de belasting, doch of
hij er een bestaan vindt en er redelijke levensgenoegens
aantreft. De taak van elk gemeentebestuur moet zijn
de inwoners der gemeente een zoo groot mogelijk le-
vensbestaan te verzekeren, voor zoover dit afhankelijk
is van het beleid en de leiding door genoemd bestuur te
geven. Het is niet de vraag altijd of de belastingen
hoog zijn, maar wel of het gemeentebestuur de grootst
mogelijke zorg wijdt aan de belangen der inwoners ep
die maatregelen weet te nemen welke de volkswelvaart
bevorderen. Ik heb gedurende een 24-tal jaren in een
stad gewoond en heb er zelfs enkele jaren deel genomen
aan het bestuur, waar men geen gemeente-belasting
betaalde. Voor sommigen om naar te verlangen. Ik heb
daar slechts een gering aantal gezinnen zien aankomen
om er goedkoop te wonen. Wel heb ik gezien dat, zoo
dra het maar even kon, men deze stad heel spoedig
metterwoon ging verlaten. En ondanks het feit dat men
er geen belasting betaalde, en het schoolgeld der onder
wijsinrichtingen er laag was, ging deze stad belangrijk
in zielenaantal achteruit.
Een ander voorbeeld heb ik daarvan hier uit de om
geving. In de omliggende gemeenten van Terneuzen is
de belasting lager en toch komen er uit die gemeenten
een aantal naar hier, om „stil" te gaan leven, al is de
belasting vrij hoog te noemen. Gedurende de 15 jaren
dat ik in Terneuzen woon, heb ik slechts ééne familie
zien vertrekken, omdat hun de belasting te hoog werd,
doch het typeerende van het geval werd, dat de man
zoo nu en dan uit de naburige gemeente terugkwam
om naar zijn huis te zien; hij kon er zoo moeilijk van
scheiden, ik vermoed dat deze reis zijn gemoedstoe
stand vertolkte en hij spijt had van zijn heengaan naar
elders.
Ik herhaal, de belastingen kunnen niet ongelimiteerd
verhoogd worden voor het doen van allerlei onnoodige
uitgaven, doch het bestuur eener gemeente heeft den
plicht, de bestaansmogelijkheid der bevolking te be
vorderen, al moet de belasting er door verhoogd worden.
Het spreekt daarbij van zelve, dat zulks in een ge
meente als Rilland-Bath anders moet zijn dan in de
fabrieksplaats Sas van Gent; voor een stad als Mid
delburg gelden daarvoor andere eischen dan voor Kerk-