5pCt. OBLIËATIEN
NEDERLANDSCHE GRONDBRIEFBANK
(GRONDBRIEVEN)
ONS ZEELAND
Een reis door Zeeland in het midden
der zeventiende eeuw
door
JAN VERMEER.
5
De heer De Wit te Goes was dezer dagen 25 jaren als
ambtenaar ter secretarie werkzaam. De heer en mevr.
De Wit in de bloemetjes, die den feestdag mede tot
een onvergetelijken dag voor den jubilaris maakte.
(Vervolg en Slot.)
Zierikzee maakte overigens geen bizonder aangena-
men indruk op onze reizigers. De inwoners van de
stad zagen hen na, alsof ze wilden waren; soms kwa
men de menschen expres uit hun huizen loopen en
zetten hun bril op, om de vreemde snoeshanen toch
maar goed op te nemen. Misschien lag het hieraan, dat
Hartmann en zijn reisgenoot het mooie Zierikzee maar
matig bewonderden. Iets bizonders troffen ze in de
heele stad niet aan; de lage huizen waren alle volgens
hetzelfde model gebouwd. Het stadhuis kon hen niet
bekoren; de toren ervan vonden ze daarentegen heel
mooi. Ook de beide kerken, de Sint-Lievens-Monster-
en de kleine of Gasthuiskerk, wisten ze wel te waar-
deeren.
Een bizon der onaangenamen indruk maakte de Zie-
rikzeesche jeugd op hen. Slordig gekleed trokken groote
troepen jongens onder luid geschreeuw door de straten,
vergezeld van tamelijk groote meisjes, die ondertus-
schen touwtj esprongen. Een speciaal vermaak van de
spes patriae van Zierikzee scheen het jachtmaken op
honden te zijn. Als ze er een gevangen hadden, bonden
ze hem aan een touw en liepen onder oorverdoovend
getier de poort uit naar de brug, hingen daar het stomme
dier op, sloegen het met knuppels dood en wierpen het
in de gracht. Hartmann was er getuige van, hoe op
zekeren dag, toen de kinderen een reeds lang gemar-
telden hond niet baas konden, een nog al aanzienlijk
burger van de stad zelf het ongelukkige dier ophing
en vervolgens in de gracht wierp. Dit alles vond plaats
ten aanschouwe van een groote menigte kijklustigen.
Dezelfde bordjes, die onze reizigers in Middelburg
AMSTERDAM HEERENGRACHT 495
OPGERICHT 1906
Directie: L. P. DE STOPPELAAR en H. A. J. BAANDERS
De Bank stelt beschikbaar:
IN STUKKEN VAN
F 2500,- F1000,- F 500,- en F100.-
Voor ZEELAND verkrijgbaar ten kantore van H.H. J. A. TAK
Co., te MIDDELBURG P. J- SIEGERS ZOON te
VLISSINGEN - VAN HEEL Co. te GOES - R. KOOLE
ZN'S BANK te ZIERIKZEE en SANDERSE Co. te OOSTBURG
aan de woningen van kraamvrouwen hadden opgemerkt,
zagen ze ook in Zierikzee; alleen waren ze hier wat
kleiner. Het viel hun op, dat de boeren van Schouwen
en Duiveland veel aan paardrijden deden. Meestal nam
de man daarbij zijn vrouw met zich op het paard; deze
zette zich achter hem, naar de zijde als dames plegen
te doen, en hield zich onder het rijden aan hem vast.
Den morgen na hun aankomst gingen ze in de Groote
Kerk den jongen Ds. Bruynvisch hooren; sinds 1653 n.l.
dienden vader en zoon dezelfde gemeente. Na de
preek volgden ze den predikant op den voet naar
zijn huis, klopten bij hem aan en werden terstond
door hemzelf opengedaan. De goede man had klaar
blijkelijk het karakter van zijn vader geërfd. Bij de
begroeting tikte hij nauwelijks aan zijn hoed, hield dien
tijdens het gesprek op het hoofd, en hoorde, met zijn
ellebogen op de onderdeur leunend, zijn gasten met
een norsch gezicht aan. Op de stoep hield Hartmann
zijn aanspraak en overhandigde hij zijn geloofsbrieven.
Ds. Bruynvisch keek ze in en scheepte de heeren ver
volgens af, door ze naar een der andere Zierikzeesche
predikanten te verwijzen, die voorzitter van de classis
was. Ds. van Doreslaer, ontving hen uiterst vriendelijk,
maar moest hun tot zijn leedwezen mededeelen, dat
niet hij, maar de oude Ds. Bruynvisch praeses van
de eerstvolgende classicale vergadering zou zijn, en zij
zich dus tot hem moesten wenden. En of onze reizigers
daar al tegen opwierpen, dat de brave oude man hen
niet zou willen ontvangen, er zat niets anders voor hen
op, dan nogmaals te beproeven om bij Ds. Bruynvisch
Sr, toegang te krijgen.
Zoo trokken ze nogmaals de stoute schoenen aan,
nadat ze bij het oude vrouwtje, in wier herberg ze
logeerden, met een met peterselie toebereid stuk rund-
vleesch den inwendigen mensch hadden gesterkt. Me
vrouw Bruynvisch deed ditmaal open, en verwees de
heeren, toen ze verzochten haar man te spreken, even
eens naar den burgemeester. Hartmann antwoordde,
dat hij niet wist wat hij bij den burgemeester moest
doen; hij had een brief bij zich voor den dominee, en
wilde hem dien beslist laten lezen. Maar mevrouw
bleef onverzettelijk; haar man had 's morgens gepreekt,
was erg moe, enz. Maar Hartmann was ditmaal vast
besloten om niet eer weg te gaan, vóór dat hij den
predikant zelf gesproken had, en tenslotte wilde me-