ONS ZEELAND Hofjesleven in Vlissingen. 4 mooie gewest, zeer somber in. Onderlinge, bekrompen naijver tiert dan welig en als geestelijke engheid daar nevens nog de atmosfeer benevelt, wat komt er dan van ons terecht? Er zijn buiten de gememoreerde, zoo ernstige vraag stukken, nog meerdere, die in de practijk oplossing zoeken voor de toekomstige welvaart van ons gewest, en die liggen in onze eigen hand. Daaronder noem ik de ontwikkeling van een gezond coöperatiewezen. Wat is hierdoor reeds niet op Wal cheren bereikt? Wat bereikten niet de suikerbieten verbouwers in dat opzicht? Hoeveel kan er gedaan worden op zuivelgebied ten dezen? Moeten niet veel meerderen zich coöperatief aansluiten voor zuivelbe reiding? Wat kan dit beteekenen voor gemeenschap- pelijken inkoop voor wat men voor zijn bedrijf behoeft? Voor gemeenschappel ijken verkoop van de producten uit zijn bedrijf? Land- en tuinbouw dienen alzoo tot meerdere pro ductiviteit gebracht te worden op allerlei, boven reeds aangegeven wijze, waarbij gevoegd kan worden, met behoud van enkele grootere landbouwbedrijven de splitsing der te bebouwen gronden in meerdere kleinere bedrijven. Hierdoor kunnen veel meer menschen een bestaan vinden, kan de bevolking toenemen en tot wel vaart komen. Hoeveel polders in sommige deelen onzer provincie, nu een enkel bedrijf omvattend, konden tal van boeren een uitnemend bedrijf zien hebben. Wat kan er gebeuren op gebied van industrie? Meer malen is onderzocht in hoeverre de zoogenaamde land bouwindustrie zich in Zeeland zou kunnen vestigen of uitbreiden. De eigenaardige ligging en bodemgesteld heid laat dit weinig toe. Strookartonfabrieken, aard appelmeelfabrieken, zij kunnen niet loonend gesticht worden. Misschien vindt het naspeurend denkvermogen onzer voormannen op land- en tuinbouwgebied iets anders. Het moet niet uit de gedachte zijn. Andere industrie? Voor vergemakkelijking van de voorwaarden van vestiging, door snelle en goede verkeersmiddelen, door te zorgen dat door middel van drinkwaterleidingen overal goed en voldoend zoet water zonder zout, kan worden gebruikt, door het aankweeken van relaties in het buitenland of binnenland, is het mogelijk, dat op onze gunstige ligging voor industrie, aan de kanalen in Zeeuwsch Vlaanderen, Walcheren en Beveland nog meer de aandacht kan gevestigd worden met deugdelijk succes. Gestreefd moet worden naar een gezonde democrati sche ontwikkeling van den arbeid, arbeidsorganisaties en arbeidsvoorwaarden, die niet leidt tot een boven matige kostenverhooging in de bedrijven, waardoor deze onmogelijk kunnen concurreeren met gelijksoortige el ders, en de ondernemerswinst tot nihil wordt gemaakt of tot geringe proporties teruggebracht, die de risico niet dekken Er is ontzettend veel te doen. Wanneer men in eensgezindheid en onderling ver trouwen samenzoekt en samenwerkt, is het mogelijk de noodlottige gevolgen der wereld-desorganisatie te beperken voor het eigen land en Zeeland voor te be reiden voor rijker ontwikkeling en ruimer ontplooiing van krachten, indien de algemeene oorzaken voor ach- teruitgang en depressie ophouden te bestaan en het onderling verkeer der volkeren in juiste banen zal wor den geleid. Moge spoedig onder Hoogeren Zegen die tijd aanbreken en beseffe een ieder, inzonderheid wie in een of ander bestuurslichaam, hetzij openbaar, hetzij particulier, het algemeen welzijn verplicht is te dienen, ten deze zijn volle verantwoordelijkheid. Middelburg, 6 Maart 1928. „Ja, 'k èt wè gedocht. Daer is ie weer. 'k Et wè gedocht, daer is ie weer." Dat was de welkomstgroet, waarmee ik werd ont vangen, toen ik „Het Oude Gasthuis betrad. Dit deze woorden valt voor den lezer op te maken, dat ik op genoemde plaats niet voor den eersten keer verscheen. Dat is ook inderdaad zoo. Een week te voren, was ik eens gaan zien, of het mogelijk zou zijn, op dit hofje een paar aardige kiekjes te maken. De ongeveer 70-jarige bewoonster, had me toen vol be langstelling of nieuwsgierigheid aangestaard en ge vraagd, of „meneer iets zocht". Graag had dit vrouw tje willen weten, wat het doel van mijn komst was, doch die hield ik voorloopig voor haar verborgen, wat haar nieuwsgierigheid des te meer prikkelde. Nu juist een week later, verscheen ik ten tweede male, maar integenstelling met den eersten keer, ge wapend met fototoestel en statief, zoodat ik het doel van mijn komst niet langer geheim kon houden. Het plaatsen en in orde brengen van de camera was het werk van een oogenblik. Ik meende ook nogal een goed plekje gevonden te hebben, maar m n spraak zame toeschouwster scheen er anders over te denken, „Meneer, komt m'n huusje er nie op?" „Neen, moedertje, dat zal niet gaan. „Nie gaan, meneer? En waarom nie, as k et vrage mag? D'r is nog es een potegraaf geweest, maar die kon 't wè." Haar achting voor „meneer de potegraaf was aan merkelijk gedaald. „En kwam die fotograaf ook 's middags om 12 uur „Bè nèe, meneer! O, bè nee! Die kwam laat es kieke om een uur of vier." „Ja, dat komt uit. Dat kan wel. Ik kan ook wel een foto van uw huisje maken, maar dan moet de zon me helpen. Zoolang de zon daar staat, zal t niet tja.an, maar om 4 uur staat ze ongeveer ginds, vermoed ik, en dan kan 't heel best." „Zeker, meneer, zeker! Maar as 'k es vrage mag: Waarom bint u dan ok nie om 4 uur gekomme?" Het leek me 't verstandigst, haar maar niet meer duidelijk te maken, dat ik voor 't geheele hofje en niet speciaal voor haar huisje was gekomen. Ze zou het ongetwijfeld als een beleediging hebben opgevat, dat ik de andere huisjes hooger of gelijkwaardig met het hare schatte en bovendien zou op een antwoord van mij, zeker een nieuwe vraag van haar gevolgd zijn. Daarom keerde ik haar den rug toe, stelde het toestel in, en maakte mij gereed om af te drukken. Intusschen waren verschillende nieuwe personen ten tooneele verschenen. Ik, of het toestel, misschien wel beide, hadden de aandacht getrokken en velen schenen belust ook voor de lens te komen. Anderen daarentegen bleven schroomvallig op een afstand, maar gluurden, toch wat nieuwsgierig, door of onder hun gordijntjes. Eén van de bewoonsters, bemerkende, dat het toestel ongeveer op haar huis stond ingesteld, kwam oogenblikkelijk naar buiten en zette zich in postuur, M „Maar meneer, as 'k vrage mag

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 4