REITER5 EM PEE DEK I ^wADrmütój&s Ellewoutsdijksche praatjes De Oestercultuur te lerseke ONS ZEELAND 13 ,,Habt ihr Barbierer hier im Ort?" (uit Chamisso, Der rechte Barbier.) Ellewoutsdijk, aan den voet van de Schelde, laat van zich spreken op menig gebied; grootendeels komt dat, doordat 't in tien jaren n honderdtal van zijn discipelen liet. - Wel in een jaar werd daar niemand geboren, B. en W. zetten een actie op touw om de geboorten te propagandeeren: d eerste mama was de veldwachtersvrouw! Premies noch spreuken helaas mochten baten, 't bleek een verbazend onvruchtbaar gebied, vrijen dat deed men en trouwen dat deed men, kindertjes krijgen dat deed men er niet. En dan die kwestie der huizenbekladders, er was geen werk voor dien schildersmeneer, nu vangt hij bot op den kruin van de Schelde, Ellewoutsdijk heeft geen huisschilder meer. En ook de timmerman liet er zijn bijltje bij de karwei van zijn laatsten klant staan maar nu de huidhaarverdelger óók heenging, is het comfort absoluut van de baan. Mannen met baarden, zoo schreef een reporter, worden daarginder geen zeldzaamheid meer, want de barbier is naar betere oorden, weer was Natuur hier de baas van de Leer. Mannen met baarden, men ziet ze reeds stappen, donkere drommen door Ellewoutsdijk, stoer als Bataven met bruine gezichten, mannen van landarbeid mannen van slijk. Maar al die baarden die baren geen zorgen, brengen integendeel hoop op herstel; immers het hoofdhaar brengt psychische krachten, baarden zijn manlijkheid wéét u dat wel? Is niet eens Samson in Dalila's armen, zwaar door den wijn en de liefde verdoofd, door zijn verleidster gebobd en geshingled, dus van zijn haar én zijn krachten beroofd? Mannen met baarden, ze zullen verschijnen, zullen het ras weer verbeteren gaan, armoede zal uit het plaatsje verdwijnen en de geboortestilstand is gedaan. Ellewoutsdijk zal weer groeien en bloeien, welvaart klopt dan weer aan iedere deur; kappers die heengaan straks wordt 't bewezen zijn in die dorpjes „der rechte Coiffeur", WILLEM TELL II. In het volgende nummer zal men een artikel met drie pagina's foto's treffen van de oestercultuur te lerseke. (Vervolg.) Toen de moeder zag wat haar jongen gekregen had, was ze stom van verbazing. Ze viel op de knieën en streelde de schoenen, alsot het koningschoenen waren, en nauwelijks had zij ze aangeraakt, of ze gevoelde zich veel en veel gelukkiger als ooit te voren, waarom, dat begreep ze zelf niet. Toen ze eindelijk vroeg hoe Dolf toch aan dat mooie geschenk kwam, vertelde hij alles wat hij had gehoord. De goede vrouw wist geen woorden te vinden om haar verbazing en geluk te kunnen uiten en lag maar steeds geknield, de handen gevouwen, terwijl haar oogen nat waren van tranen, tranen van geluk. Na een poosje was het voor Dolf net of hij weer een stem hoorde, en toen hij goed luisterde, hoorde hij datzelfde stemmetje van buiten weer, terwijl het hem nu toefluisterde; „Ga weer naar denzelfden boom, waar je vanmorgen gezeten hebt. Zeg tegen je moeder dat je een lange reis gaat ondernemen, en ze niet onge rust behoeft te zijn als je wat lang weg blijft. Kom nu zoo gauw je kunt." De jongen begreep dat hij moest gehoorzamen, hij zeide tegen zijn moeder dat hij op reis ging om te pro- beeren wat te verdienen en stelde haar gerust door de bewering dat hij oud en wijs genoeg was en groot en sterk, zoodat hem niet makkelijk wat zou overkomen. De vrouw omhelsde haar jongen, en toen hij een oogenblik later het pad insloeg, dat naar den boom leidde, stond ze nog langen tijd hem na te wuiven, totdat hij eindelijk uit het gezicht verdwenen was. (Wordt vervolgd.)

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 13