PEEEEP5 ENPCEDEL5 I DE BRUGGEN TE THOLEN ^WADtmütój&S ONS ZEELAND 13 De Thoolsche Raad heeft be sloten, den bruggebouw voor eigen rekening ter hand te nemen. De Thoolsche brug dat is een brug die nog vooreerst geen brug is 't is een karwei, waarmee men blij, maar niet bizonder vlug is. Die Thoolsche strop schiet maar niet op om allerhande reden. Veel zwarigheid en narigheid is er al om geleden. Men noemde haar reeds voor tien jaar de Thoolsche Brug der Zuchten, nu wordt 't geval (neen, 't is het al) de Thoolsche Brug der Kluchten. Ons kleine land dat is een land van groote waterwegen, door bruggenbouw heeft het al gauw een mooien naam gekregen. Het machtig blijk van een Moerdijk zet ieder in verrukking moet Holland's naam door Tholen's blaam nu zóó in de verdrukking Neen Tholen's Raad die heeft kordaat zijn wilskracht laten merken nou was 't genoeg en Tholen sloeg met eigen hand aan 't werken. Het doodenveer vaart heen en weer, nóg moet men het gedoogen straks kan de stad, 't gesukkel zat, op een vooruitgang bogen Bravo, bravo, bravissimo, de brug die moét er komen, dan zal daar zeer haar naam ten eer, de Eendracht onder stroomen WILLEM TELL II. (Vervolg.) Nauwelijks was Dolf echter zoo ver weg of een zware lucht kwam opzetten, groote wolken pakten zich samen, het werd al donkerder en donkerder, de vogels in de boomen staakten hun gezang en gefluit, en een ver wijderd gerommel kondigde zwaar weer aan. Een ooger.blik stond Dolf besluiteloos, zou hij door- loopen of weer naar huis gaan, hij keek eens naar zijn mooie schoenen, en toen was het alsof hij een schok door zich heen voelde gaan, en het besluit stond toen bij hem vast: hij zou doorloopen. NOG,LANq K&EK DOLF 5 mo ER HEM NI A - Toen hij een honderd meter geloopen had, begon het plotseling heel hard te regenen, zoo hard, daf hij door nat werd, maar o wonder, z'n schoenen en z'n voeten bleven droog en hoe doorweekt de grond ook was, en hoe diep de plassen waarin hij soms stapte, zijne voeten werden niet nat. Ook was het alsof hij veel gemakkelijker liep als vroeger, eerst duurde het soms heel lang voordat hij bij den boom was, en nu ging alles zoo gauw. Bij den boom aangekomen, hoorde hij een gehinnik alsof er een paard in de buurt was, en toen hij eens goed rondkeek, ontdekte hij een paard dat rustig onder de boomen liep te grazen. Dicht bij het dier gekomen, bemerkte hij tot z'n groote verbazing dat het dier tegen hem sprak. Klim maar op m'n rug, Dolf, dan zal ik je mede- nemen naar het kristallen paleis. Dolf deed wat het beest hem vroeg en spoedig daarna reed hij op den mooien schimmel door het bosch. (Wordt vervolgd

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 13