PEEEEP5 ENPCEDEL5
I
DE BRUGGEN TE THOLEN
^WADtmütój&S
ONS ZEELAND
13
De Thoolsche Raad heeft be
sloten, den bruggebouw voor
eigen rekening ter hand te
nemen.
De Thoolsche brug
dat is een brug
die nog vooreerst geen brug is
't is een karwei,
waarmee men blij,
maar niet bizonder vlug is.
Die Thoolsche strop
schiet maar niet op
om allerhande reden.
Veel zwarigheid
en narigheid
is er al om geleden.
Men noemde haar
reeds voor tien jaar
de Thoolsche Brug der Zuchten,
nu wordt 't geval
(neen, 't is het al)
de Thoolsche Brug der Kluchten.
Ons kleine land
dat is een land
van groote waterwegen,
door bruggenbouw
heeft het al gauw
een mooien naam gekregen.
Het machtig blijk
van een Moerdijk
zet ieder in verrukking
moet Holland's naam
door Tholen's blaam
nu zóó in de verdrukking
Neen Tholen's Raad
die heeft kordaat
zijn wilskracht laten merken
nou was 't genoeg
en Tholen sloeg
met eigen hand aan 't werken.
Het doodenveer
vaart heen en weer,
nóg moet men het gedoogen
straks kan de stad,
't gesukkel zat,
op een vooruitgang bogen
Bravo, bravo,
bravissimo,
de brug die moét er komen,
dan zal daar zeer
haar naam ten eer,
de Eendracht onder stroomen
WILLEM TELL II.
(Vervolg.)
Nauwelijks was Dolf echter zoo ver weg of een zware
lucht kwam opzetten, groote wolken pakten zich samen,
het werd al donkerder en donkerder, de vogels in de
boomen staakten hun gezang en gefluit, en een ver
wijderd gerommel kondigde zwaar weer aan.
Een ooger.blik stond Dolf besluiteloos, zou hij door-
loopen of weer naar huis gaan, hij keek eens naar zijn
mooie schoenen, en toen was het alsof hij een schok
door zich heen voelde gaan, en het besluit stond toen
bij hem vast: hij zou doorloopen.
NOG,LANq K&EK DOLF 5 mo
ER HEM NI A -
Toen hij een honderd meter geloopen had, begon het
plotseling heel hard te regenen, zoo hard, daf hij door
nat werd, maar o wonder, z'n schoenen en z'n voeten
bleven droog en hoe doorweekt de grond ook was,
en hoe diep de plassen waarin hij soms stapte, zijne
voeten werden niet nat. Ook was het alsof hij veel
gemakkelijker liep als vroeger, eerst duurde het soms
heel lang voordat hij bij den boom was, en nu ging
alles zoo gauw.
Bij den boom aangekomen, hoorde hij een gehinnik
alsof er een paard in de buurt was, en toen hij eens
goed rondkeek, ontdekte hij een paard dat rustig onder
de boomen liep te grazen. Dicht bij het dier gekomen,
bemerkte hij tot z'n groote verbazing dat het dier tegen
hem sprak.
Klim maar op m'n rug, Dolf, dan zal ik je mede-
nemen naar het kristallen paleis.
Dolf deed wat het beest hem vroeg en spoedig daarna
reed hij op den mooien schimmel door het bosch.
(Wordt vervolgd