ONS ZEELAND
3
springt al dadelijk naar voren, dat voor het geheele
Rijk 't vertrek de vestiging overtreft. En indien wij de
provincies afzonderlijk bezien, dan blijkt ons dat
Drente, Friesland, Zeeland en Groningen voornamelijk
het hunne er toe hebben bijgedragen. Letten wij verder
in dit verband op de bevolkingsdichtheid per provincie,
dan valt het op, dat de zwakst bevolkte provincies
het zwaarst worden getroffen, dat de provincies in
hoofdzaak met landbouw als bron van inkomsten en
met heel weinig industriecentra, menig veertje in den
economischen strijd hebben gelaten en nog zullen
laten, tenzij
Wellicht zal het betrekkelijk lage bevolkingscijfer
van de provincie Utrecht de aandacht der lezers trek
ken. Inderdaad is deze provincie feitelijk even zwak
als de hiervoren genoemde 4; haar groei heeft zij te
danken aan enkele gemeenten als: de Bilt, Doorn,
Driebergen, Hoogland, Maarseveen, Rhenen Rens-
woude, Rijzenburg, Soest, Veenendaal, Vleuten, Zeist,
Woudenberg en Zuilen. Hadden deze plaatsen in het
aan natuurschoon zoo rijke O. en Z. O. deel van de
provincie Utrecht niet zoo'n groote aantrekkingskracht
uitgeoefend op renteniers en gepensionneerden en had,
door het veel meer dan voorheen met vacantiegaand
publiek en het toenemend auto- en motortourisme, het
hotel- en pensionbedrijf niet voor toeneming der be
volking gezorgd, dan zou Utrecht zeker ook onder de
zwakke zusters gerangschikt moeten worden.
Het overzicht naar de indeeling in groepen van ge
meenten volgens het aantal inwoners spreekt heel
sterk. Juist de gemeenten met minder dan 20.000
zielen staan aan den verliezenden kant. Wij zien hierin
den trek van het platteland naar de grootere centra.
Voorloopig constateeren wij alleen deze feiten.
De conclusie dat het Rijk door vertrek boven de
vestiging aan inwoners achteruitgaat, is niet aanvecht
baar: dit feit behoeft dus niet alleen ons Zeeuwen te
verontrusten. De aanwas van de 7 provincies door ves
tiging mogen wij beschouwen als een verschuiving ten
gevolge van allerlei factoren en m.i. een relatieve
versterking van die provincies. Indien wij toch nader
beschouwen de cijfers voor de toeneming tengevolge
van vestiging, dan geeft het volgende overzicht over de
jaren 1921 tot 1925 een zeer duidelijk beeld. (Zie
tabel 2).
Het Rijk verliest in 1924 en 1925 door vertrek boven
vestiging aan inwoners 0.12 en 0.07 pet., waaraan alle
centra medewerken, behalve de groepen grooter dan
100.000 en van 20.00150.000 inwoners, waarbij
daarentegen een zwakke toename valt te constateeren.
Thans moeten wij de tweede oorzaak, die invloed
heeft op de bevolkingssterkte van een gemeente, onder
de loupe nemen.
Ik begin dan met eerst een overzicht te geven van
de geboortecijfers en sterftecijfers van de verschillende
provincies, althans de daling en stijging over de jaren
1923—1925.
Wij zien daaruit dat de geboortecijfers sterk dalende
zijn, waarbij Zeeland bijna aan den spits staat. Nu
moet hierbij wel in aanmerking genomen worden, dat
deze daling per 1000 inwoners in vele provincies niet
zoo groot is als voor Drente en Zeeland, doch in die
provincies de sterke daling zich reeds veel vroeger
heeft voltrokken. Evenwel maakt deze overweging ons
niet sterk en is een zeer betrekkelijke troost- Een feit
is het dat onze geboortecijfers tot de laagste moeten
worden gerekend en N. Holland ons alleen den loef
afsteekt
De sterftecijfers zijn voor 6 provincies ook dalende,
doch houden geen gelijken tred met de geboortedaling.
Zeeland toont ons in deze rij een stilstand, ofschoon
wij nog niet tot de laagste behooren en nog 4 lagere
cijfers onder ons hebben.
Zoowel in daling van het geboortecijfer als in daling
van het sterftecijfer wijken wij af van den norm voor
het geheele Rijk in belangrijke mate en voor ons on-
gunstigen zin.
De indeeling naar groepen van gemeenten toont ons
helaas dat alhoewel de sterftedaling per 1000 in
woners belangrijk mag worden genoemd de sterfte
cijfers toch voor de gemeenten met minder dan 20.000
inwoners verre uitsteken boven die van andere groe
pen en natuurlijk ook boven den Rijksnorm.
De geboortecijfers voor de gemeenten met minder
dan 20.000 inwoners behooren gelukkig nog tot de
hoogste, maar hoe zal het beeld er over eenige aren
uitzien?
Hier volge dan (zie tabel 3) dan een samenvatting
van de toeneming der bevolking: le in het algemeen;
Bovenstaand prachtig stier-exemplaar, toebehoorend aan den heer
Dekker te Wemeldinge, behaalde een eersten prijs.
Te Wemeldinge had 4 Mei een provinciale veekeuring plaats.
Enkele deelneemsters, wachtend op den keurmeester