DE BEVOLKINGS-
VERMINDERING IN ZEELAND 1
2
uNs ZEELAND
De heer M. J. Harts, voorzitter van den Raad van
Arbeid te Middelburg, schrijft dan verder:
De oorzaken van den achteruitgang, ik concludeerde
dat reeds, zijn van algemeenen aard en als zoodanig
wordt het landbouwende Zeeland er ook door getrof
fen. Uitsluitend landbouwende gemeenten worden ont
volkt. Door de malaise in den landbouw kunnen de
arbeidskrachten geen loonend werk vinden, met als
gevolg vertrek naar centra, waar wel een goed loon
is te behalen. En die centra zijn de industrie-centra.
Zeer lezenswaardig is dan ook in dit verband het
artikel van den burgemeester van Terneuzen in het
Tijdschrift van den Nederlandschen Werkloosheids-
raad van Maart 1928, evenals het overzicht, dat de
Burgemeester van Sas van Gent, de heer Hoefnagels,
in den Raad dier gemeente op 14 Februari 1928 over
het jaar 1927 gaf.
Eerstgenoemde Burgemeester releveert speciaal de
groote werkloosheid in verband met de havenmisère te
Terneuzen en in verband met de miskende vlas
industrie waardoor eenige honderden vruchteloos ar
beid trachten te vinden. Laatstgenoemde Burgervader
legde vast, dat de groote bedrijven daar ter plaatse
waar de Belgen in hoofdzaak een goed loon verdie
nen voor de Hollanders geen arbeid geven. Gelukkig
wordt hieraan door medewerking van de betrokken
bedrijfsleiders, een einde gemaakt, althans het begin
is er. Het aantal werkeloozen bedroeg daar 42 op krap
2900 zielen. Onze vaderlandsche grens speelt daarbij
ook een rol. In Selzaete en Assenede (Belgische dorp
jes even over de grens) worden woninghuren betaald
van 6598 cent per week, terwijl voor 1.45 reeds
een zeer moderne woning is te verkrijgen. De huren
in Sas van Gent bedragen gemiddeld 4.gevolg
natuurlijk een uittocht van 32 gezinnen uit Sas van
Gent naar België-
En mijn laatste vraag, in het begin van dit artikel
gesteld, is moeilijk in concreten vorm te beantwoorden.
Hier schuilt de grootste moeilijkheid van het geheele
vraagpunt: er is onevenredigheid tusschen landbouw
eenerzijds en de handel en- industrie anderzijds.
Ook hier weef geen verschil met andere landbouwen
de gebieden. Zoo algemeen zijn de economische ten-
denzen, die tot de landbouwmalaise hebben geleid en
direct dus tot de gesignaleerde volksverhuizing, dat
op de Internationale Economische Conferentie, die van
4 tot 23 Mei 1927 te Genève werd gehouden, de land
bouw een zeer ernstig punt van bespreking is geweest
en onderwerp van diepgaande studie heeft uitgemaakt.
Ik meen het best te doen door het definitief rapport
van die conferentie op den voet te volgen. Daaraan
hebben bij uitstek deskundigen medegewerkt, deskun
digen van alle nationaliteiten en op elk gebied.
Niet onvermeld mag blijven, dat de toestand van
den landbouw de bijzondere aandacht heeft van den
Minister van Arbeid. Een commissie uit den Hoogen
Raad van Arbeid stelt thans een onderzoek in naar
den toestand der landarbeiders. De Minister ver
klaarde die arbeid van buitengewoon veel belang en
noemde het een hoogst belangrijk landbouwkundig en
algemeen economisch vraagstuk. De resultaten hopen
we nader onder de oogen te mogen zien.
De Internationale Economische conferentie dan werd
gepresideerd door den Heer Theunis (België) en split
ste zich in drie commissies: voor handel, nijverheid en
voor landbouw.
De commissie voor den landbouw werd voorgezeten
door den Heer Frangesch (Koninkrijk der Serviërs,
Croaten en Slovenen) en splitste zich weer in drie
sub-commissies, waarvan de eerste de algemeene
vraagstukken, de tweede de landbouwcoöperatie, de
derde het landbouwcrediet behandelde.
In zijn slotrede op 23 Mei 1927 gaf de Heer Theunis
een overzicht van den verrichten arbeid. Hij memo
reerde daarbij dat deze conferentie van oordeel was,
dat de algemeene economische voordeelen toenamen
naar verhouding van den omvang van den ruil der
goederen tusschen de landen, die door hun voorraden
en hun aanleg het meest geschikt waren om ze voort
te brengen; dat het internationale ruilverkeer in pro
ducten, voortgebracht door verschillende landen onder
de meest bevredigende en meest economische omstan
digheden als normaal moet worden beschouwd.
Economische conflicten en verschil van economische
belangen zoo vervolgde hij zijn misschien de
meest ernstige en blijvende van alle gevaren, welke
den wereldvrede kunnen bedreigen.
Deze geest nu beheerschte de leidende persoonlijk
heden.
De sub-commissie voor den landbouw deelde haar
verslag in drie groepen:
De inleiding.
De algemeene resoluties.
De bijzondere resoluties-
In de inleiding wordt vooropgesteld, dat de land
bouw, over de geheele wereld gerekend, het beroep is,
dat door het meerendeel der arbeiders wordt uitge
oefend; de verschillende landbouwvoortbrengselen
vertegenwoordigen in waarde het grootste deel van
den menschelijken arbeid, en de ruil van de producten
tegen de nijverheidsproducten vormt den grondslag
van den wereldhandel.
De landbouwbevolking blijft voor de menschheid de
bron van levenskracht, die in staat is de volken te be
hoeden voor snel verval van den m-ensch, hetwelk de
buitensporige ontwikkeling der nijverheid zou kunnen
medebrengen.
De wederzijdsche afhankelijkheid, welke tusschen
de volken bestaat, is niet minder sterk tusschen de
groote bedrijfsgroepen: landbouw, nijverheid en han
del, en het zou dwaas zijn te hopen, dat de eene groep
onafhankelijk van de andere blijvende welvaart zou
kunnen genieten. In het volledig vervullen van de
economische rol, welke hem toekomt, wordt de land
bouw thans belemmerd door een algemeene depressie,
waarvan de diepte verschillend is, maar welke een
groot aantal landen treft, waarvan de wereld afhan
kelijk is.
De economische depressie in den landbouw wordt
gekarakteriseerd door verbreking van het evenwicht
tusschen de prijzen der landbouwproducten en die der
nijverheidsproducten; zij heeft tengevolge gehad, dat
de landbouwers geen voldoende vergoeding meer ont
vangen voor hun arbeid en hun kapitaal. De daling van
de koopkracht der landbouwers heeft een terugslag
gehad op de nijverheidsproductie en is dus een der
oorzaken van de werkeloosheid, welke op haar beurt
den afzet der landbouwproducten vermindert.
Wanneer geen practische maatregelen getroffen wor
den om het evenwicht der prijzen te herstellen, valt
het te vreezen, dat zich vroeg of laat een daling van
de landbouwproductie voordoet ten nadeele van het
welzijn der menschheid.