f4 ONS ZEELAND
Hulst in vogelvlucht
blik naar haar man keerde. Doch beiden hadden ge
zwegen- f
Men sprak van het dapper gedragen leed der vrouw
en van de liefdevolle toewijding van haar man. Men
kwam op bezoek en vulde de kamer met blijmoedig
gepraat dat zwijgend werd aangehoord. Ze gingen niet
op de tegemoetkoming in, ze gingen nergens op in en
ze hadden geen belangstelling meer voor het leven.
Hun bestaan scheen ieder toe het ideaal van huwe
lijkstrouw en liefdegeluk. In wezen was het een strijd,
een felle, hardnekkige strijd en tevens een boete. Jaren
geleden was Eduard Valk getrouwd met Suze Prins,
ze scheen toen een aardig meisje, een beetje onbedui
dend, een beetje dom, maar lief, gedwee en volgzaam.
Tenminste zoo dacht Eduard Valk er in die dagen
over. Toen hij haar vroeg zijn vrouw te worden, had
ze geglimlacht, heel even maar. Eduard dacht dat het
een glimlach vol geluk geweest was en lang had hij
deze gedachte gekoesterd. Suze Prins bleek echter
geheel en al veranderd te zijn toen ze eenmaal met
Eduard getrouwd was, en hij vroeg zich maar steeds af
of hij zich vroeger zoo erg vergist had of dat hij zich
nü in haar vergiste. Suze bleek vol haat. Onverzoenlijk
na de kleinste vergrijpen tegen de orde van het huis
houden. Altijd door scheen ze er naar te verlangen
hatelijk tegen haar man te kunnen zijn, hem te klei
neeren, te wonden en te kwetsen. Waar ze maar kon,
bespotte ze hem.
Lachte hij er om, dan werd ze giftig als een slang
en siste hem haar haat en minachting in 't gezicht.
Trad hij vergoelijkend of soms een beetje boos op,
dan sloot ze zich in haar slaapkamer op en bleef dagen
lang mokken.
Deze toestand werd onhoudbaar. Eduard besloot
eens met zijn schoonzuster, de eenige zuster zijner
vrouw, te praten. Op een middag, na kantoortijd, zocht
hij Louise op. Ze ontving hem vriendelijk, doch eenigs-
zins verwonderd om het ongewone van zijn bezoek zoo
alleen zonder Suze- Ja, zie je," legde hij vertrouwe
lijk uit, ,,ik wilde eens met jou praten." Toen vertelde
hij haar alles van zijn diepe misère en wanhoop. Hij
smeekte Louise hem raad te geven en te helpen en
bezwoer haar hem te zeggen waarom Suze zoo han
delde.
Een oogenblik zat zijn schoonzuster stil, maar in
eens zeide ze: „Ik geloof toch dat het beter is je alles
te zeggen. Suze heeft vroeger heel veel van iemand
gehouden, die haar echter zeldzaam slecht behandeld
heeft. Om zich nu op hem te wreken en hem te toonen,
dat ze niet over zijn verlies treurde, nam ze jouw
aanzoek aan en trouwde jou.
Versuft zat Eduard na het hooren van deze woorden.
Eindelijk bracht hij met moeite uit: „Maar heeft ze
dan heelemaal nooit iets voor me gevoeld?"
„Neen," antwoordde Louise. Toen stond ze op en
kwam naar haar zwager toe. „Beste Eduard, zou het
voor jullie beiden niet beter zijn als je je liet schei
den?"
Hij hief het hoofd naar haar op toen hij moedeloos
zeide: „ach neen, Louise, dat zou toch gemeen van
mij zijn, dan had ze niets meer tegenover dien ander."
„Nu ja," weerlegde Louise, „het is slecht van haar,
jou te laten boeten voor de daden van dien ander.
Beiden zwegen een tijd, tot plotseling de klok in de
kamer zes heldere slagen deed hooren. Eduard stond
op en reikte Louise de hand. „Ik dank je, ik geloof
dat ik het nu beter kan dragen," was alles wat hij
zeide. Toen ging hij.
Een jaar na dit gesprek bleef alles bij het gewone.
De verhouding tusschen Eduard Valk en zijn vrouw
bleef dezelfde, tot op een dag. Eduard moe van
inspannenden arbeid thuis kwam, zijn vrouw niet