coPrmewT t> i.s. box 6. Copenhagen
Om ZEELAND
15
Adamson maakt tegen zijn zin in reclame voor stevige bretels
alleen vond. Er was visite. Een heer. Suze was vroo-
lijk, lachte, praatte en fluitte. Haar man had haar nog
nooit zoo fleurig en vroolijk gezien. Ze had nu wer
kelijk charme en het roze laag uitgesneden japonnetje
kleedde haar buitengewoon goed.
Ze stelde den vreemde niet aan haar man voor, maar
in haar wuft gebabbel klonk al de minachting door die
ze voor haar echtgenoot koesterde. De vreemde ging
er op in en samen maakten ze hem belachelijk waar
hij hij zat met woorden zonder schijnbare beteekenis,
maar met een verborgen ondergrond van haat en ge
ringschatting.
Een felle drift begon in Eduard's bloed te koken.
Zoolang dit spelletje tusschen hen beiden was geble
ven, vond hij het goed, wilde hij het terwille van haar
wel verdragen. Maar nu ze er een vreemde in betrok,
nu ze met een jongen eleganten leeglooper spotte over
zijn kleine hebbelijkheden en schuchtere uitingen van
liefde, nu had hij er genoeg van.
Hij voelde zijn gezicht verstrakken en zijn oogen
grooter worden, een vreemd geweld kwam in zijn bloed
gevaren en deed hem de handen tot vuisten krampen.
Hij zag niets anders meer dan de slanke gestalte
van zijn vrouw, haar coquet gebaren en haar zalig
glimlachje.
Een wilde gedachte vloog door zijn hoofd, ,,Dat is
hij, de valschaard, de bedrieger. en ze lacht hem
toe!"
Hij sprong op, hij wist niet meer wat hij deed.
De twee verstomden. Het gezicht van zijn vrouw
werd bleek als van een doode, maar plotseling was haar
blik anders, de haat, de minachting verdween uit haar
oogen, angst stond er in, angst. en.
Eduard greep zijn stoel. Zij gilde een naam en
strekte haar armen uit. De vreemde had de kamer en
het huis reeds verlaten. Bij het hooren van dien kreet
zijner vrouw, wierp haar man den stoel neer en kwam
dreigend op haar af, schudde haar hevig bij de schou
ders en slingerde haar toen van zich. Ze viel neer en
bleef kermend liggen.
Het geheele gebeuren had zich in een paar seconden
afgespeeld, de man had geen woord geuit, rood had de
drift alles gekleurd en tegen dien rooden achtergrond
had hij het geheele drama van zijn huwelijksleven
voorbij zien trekken.
Een smaak van bloed proefde hij in zijn mond. Hij
drukte zijn zakdoek tegen zijn lippen en wilde de
kamer verlaten. Toen, het was alsof hij uit een droom
ontwaakte, hij keerde zich om en zag z'n vrouw doods
bleek met gesloten oogen op den grond liggen.
Eenige oogenblikken keek hij naar haar, toen ging
hij naar haar toe, tilde het lichaam van den grond op
en droeg haar naar haar slaapkamer-
„Ik heb haar vermoord," zeide hij al maar in zich
zelf. Hij zeide het zonder gewetenswroeging, zonder
angst, ja, eigenlijk geheel zonder gevoel, Hij vond het