18 ONS ZEELAND KLOUinGt ook voor hern was de dood van Escovedo eene nood zakelijkheid geworden. Deze had namelijk, kort na zijn aankomst in Spanje, den vertrouwelijken omgang die er tusschen Perez en prinses Eboli bestond, ontdekt en verklaard, dat hij het zijn plicht achtte den Koning van het verraad, hetwelk jegens hem gepleegd werd, te onderrichten. Anna Eboli en Perez hadden besloten zich van den gevaarlijken man te ontslaan; met blijd schap ontving daarom Perez het bevel om Escovedo uit den weg te ruimen. De misdaad zou gepleegd worden onder voorwendsel, dat Escovedo een verrader was, terwijl de ware drijfveer van Anna Eboli en haar min naar in vrees voor de wraak des Konings bestond. Perez wendde verscheidene pogingen aan om Escovedo te vergiftigen, doch zij mislukten; bij de derde poging ontstond er bij Escovedo zelfs eenig kwaad vermoeden. Om hem in slaap te wiegen, liet Perez eene dienst maagd uit het huis van Escovedo aanklagen en ter dood brengen, wijl zij, zoo het heette, een aanslag op het leven van haar heer gepleegd had. Dewijl de pogingen tot vergiftiging niet geslaagd waren, nam Perez de toevlucht tot een gewelddadiger middel. Hij wierf zes sluipmoordenaars aan, die den 31en Maart 1578 bij het vallen van den nacht Escovedo in de straten van Madrid vermoordden. De moorde naars vluchtten, doch ontvingen later van den Koning eene rijke belooning. Van den dag af, waarop Don Juan de tijding van den dood van zijn getrouwen raads man ontving, achtte hij zichzelf niet meer veilig; zijne hoop, dat hij zich in de Nederlanden evenveel roem zou verwerven als in den oorlog tegen de Turken, was verijdeld, en zijn stout en eerzuchtig plan, om een onafhankelijk koninkrijk te stichten, lag in duigen. Hij zag zich gehaat door de Nederlanders, met argwaan bejegend door zijn broeder, en bovenal zijn roem zeer getaand. Een diepe afkeer van het leven maakte zich van hem meester, hij zocht naar rust tot eiken prijs en kon haar toch niet vinden. Deze zielesmart werkte nadeelig op zijn anders krachtig lichaam; een koorts tastte hem aan. Zes maanden na Escovedo's dood stierf hij in de legerplaats voor Namen, Deze inderdaad plotselinge dood heeft aanleiding gegeven tot de bekende geruchten als zou Philips II tot de vergiftiging van Don Juan van Oostenrijk last gegeven hebben. De artsen hebben aanvankelijk ge meend onbedriegelijke sporen van vergiftiging te ont dekken, maar op meer dan één grond is vastgesteld, dat, zoo al vergiftiging heeft plaats gehad, Philips II daaraan onschuldig is. Met Don Juan ging een bevel hebber voor den Koning verloren, dien hij nooit naar juiste waarde heeft geschat. Don Juan's innemendheid was spreekwoordelijk; ieder, die met hem in aanraking kwam, geraakte onder den invloed van zijne persoon lijkheid en zijn zelfvertrouwen. Philips II, de sombere monarch, in de somberheid zijner kamers van het Es- curiaal, kon hem niet begrijpen en moest hem wel allerlei toeschrijven, dat in het brein van Don Juan nimmer werd geboren. Antonio Perez, wiens listen schijnbaar zoo wel waren gelukt beleefde geen vreugde van zijn misdaad. Want Escovedo's bloedverwanten, zijn weduwe en zijn zoon, dienden na den moord een aanklacht tegen Perez in. Goedschiks of kwaadschiks moest Philips II, om den schijn van medeplichtigheid te vermijden, een gericht over zijn gunsteling laten houden. Doch dewijl de voor zitter der rechtbank, op een geheimen wenk van het hof, verklaarde, dat Perez en Anna Eboli onschuldig waren aan den dood van den vermoorde, zag de jonge Escovedo van zijn proces af. Niet lang zou Perez met rust gelaten worden. Weder staken de vrienden en bloedverwanten van Escovedo het hoofd op; zij drongen in het jaar 1579 op een ernstig onderzoek en op be straffing van de moordenaars aan. Philips moest het rechtsgeding wel laten beginnen, indien hij niet wilde, dat de verdenking op hem zelf rusten zou, doch hij troostte inmiddels zijn gunsteling en gaf hem de ver zekering zijner gunst. Het proces duurde lang; eerst in het jaar 1585 werd het vonnis gewezen: het veroor deelde Perez tot een tweejarige gevangenisstraf, eene zware geldboete en een achtjarige ballingschap. De veroordeelde bouwde al zijn hoop op des Ko nings genade, doch deze verklaarde, dat hij alleen dan op zijne genade rekenen kon, wanneer hij de papieren uitleverde, waaruit de medeplichtigheid van zijn heer bewezen kon worden. Perez deed het, doch hij gaf niet alle papieren over, een deel daarvan, en wel het belangrijkste, hield hij onder zich. Op aansporing van Philips II, die den jongen Esco vedo 20.000 dukaten betaalde, verzoende deze zich met Perez en de geheele zaak scheen thans gelukkig uit den weÈ geruimd. Doch de Koning bedroog zich; nog eens kwam zij opnieuw te berde. Een bloedverwant van Es covedo, de geheimschrijver Vasquez, diende in het jaar 1591 weder een aanklacht tegen Perez in. Philips, die zich thans veilig waande, liet toe, dat Perez op de pijnbank gelegd werd. Deze bekende onder de smarten der pijniging niet alleen zijn aandeel aan den moord, maar ook de medeplichtigheid des Konings. Wel trachtte hij Philips II zooveel mogelijk vrij te pleiten, maar wat de hoofdzaak betrof, gelukte dit hem toch niet. De Koning was buiten zichzelf van woede. Perez gevoelde, dat hij na het gebeurde een kind des doods was. Toen hij de kans om uit de gevangenis te ont vluchten schoon zag, maakte hij daarvan gebruik, en het gelukte hem Aragon te bereiken. Te Saragossa riep hij de bescherming van de rechtbank in. Hij legde den

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 18