Purol bij Huiduitslag en Huidverwonding
ONS ZEELAND
13
Foulkes, een man met een zwarten baard, die achter
een slagerstoonbank op zijn plaats zou zijn geweest.
Hij hijgde, alsof hij zich tot berstens toe had vol
gestopt.
Voorts waren er een paar luitenants, Neitzche en
Ziminsky de laatste was een Oostenrijksche Graaf.
De vijfde bleek een Engelschman te zijn, die in het
Pruisische leger diende. Hij heette Heseltine. Hij
sprak geen woord en scheen in allerdroevigst gepeins
verzonken.
In de mooie eetzaal hadden ze den duivel uitge
hangen. Het oude, kostbare behangsel was kort en
klein gehakt en de oude schilderingen op den wand
waren doorboord met kogels. In den haard glom een
groot stuk van een kapot geslagen ebbenhouten tafel.
En wat zeggen ze in Amerika wel van het Duit-
sche leger vroeg de majoor mij.
U vergeet, commandant, dat ik sedert het uit
breken van den oorlog afwezig ben geweest, zeide ik.
Als u er weer naar toe wilt, pas dan goed op
uw paspoort. Want anders zou u als een franc-tireur
worden neergeschoten.
Hij gromde die halve bedreiging, terwijl hij met zijn
sabelgevest den hals van een brandewijnflesch af
sloeg.
Tegelijkertijd begon Ziminsky, de Oostenrijksche
Graaf, met gevoelige stem enkele regels te reciteeren
„Een dronk aan hen, die gevallen zijn
En aan hen, wier schepen verzonken in zee,
En aan alle overwonnen helden
En de eindeloos-vele onbekende helden,
Even dapper als de grootste onder de bekenden."
Himmel jij houdt er eigenaardige gevoelens
op na, zei vol walging de overvoede kapitein.
Ze eeren den schrijver, een landgenoot van
u, mijnheer, voegde Ziminsky er aan toe, terwijl hij
tegen mij boog. Ik ben ook dichter, of verbeeld mij
tenminste dat ik het ben. Al mijn gedichten zijn in
het Fransch geschreven. Misschien herinnert u zich
de regels uit de Revue des deux Mondes, die zóó
beginnen „Zij toeft niet in de onmeetbare hemelen
geen seraphszang bekoort haar oor...."
De duivel hale alle Franschen viel von Arn-
helm in, zijn likeurglas vol brandewijn opheffend.
Ziminsky's bleek, bijna teer gezicht, werd rood over
togen.
Och, en hoe eerder hoe beter, merkte Neitzche
somber op, maar eer het zoover is, zullen wij nog
moeten vechten in dit ellendige dorp, waar we nu al
drie weken op orders zitten te wachten. Ik denk, dat
ze ons vergeten hebben.
Bij deze woorden loosde Heseltine, de Engelschman,
een diepe zucht. Star blikte hij op het tafelkleed.
Met uw verlof, commandant, ik trek mij terug,
waagde ik te zeggen, terwijl ik opstond. In drie
nachten heb ik geen slaap gehad.
Als antwoord staarde hij mij dronken aan. Toen
ik de kamer verliet, volgde Ziminsky mij.
Laat mij zorgen, dat gij een goede kamer krijgt,
mijn vriend, zei hij beleefd. Er zijn heel wat mooie
kamers in dit kasteel, dat aan graaf Raoul de Com-
pégnade behoort. Ik vrees dat ons langdurig verblijf
dit huis slecht bekomt, maar, wat duivel, er moet
nu eenmaal kwaad te bedrijven zijn Hoe denkt u
over dien Engelschman Heseltine Ik weet wat meer
van hem af. Hij werd door een meisje bedrogen en
voegde zich bij de Pruisen, enkel om een schot te
krijgen.
Ik dankte mijn gids voor zijn beleefdheid, maar ver
zocht hem te wachten, tot ik was gaan zien, of mijn
paard goed verzorgd was.
Ik zou met u mee gaan, als het niet zoo vree-
selijk koud was, antwoordde hij. U moet de bin
nenplaats over om naar de stallen te komen, die links
liggen.
Ik haastte me heen. De bijtende koude benam mij
den adem. Nauwelijks was ik buiten, of ik hoorde den
scherpen knal van een revolver.
Waren die wildemannen bezig de lange spiegels te
verbrijzelen Of de mooie schilderingen
Nog stond ik mijn paard te liefkoozen, dat schuil
plaats en voedsel had gekregen, toen ik een groot
rumoer hoorde. De commandant en drie officieren
kwamen de binnenplaats oprennen. Brullend werd
order gegeven, dat een detachement moest uitrukken,
en een dozijn huzaren gehoorzaamde huiverend.
Haastig wilde ik me bij hen voegen, toen ik tegen
Ziminsky aanliep.
Wat is er aan de hand riep ik.
Ga maar terug en u zult het wel zien
Het antwoord klonk uiterst zenuwachtig.
Ik ging naar de eetkamer terug. De tafelgenooten
waren zóó haastig opgestaan, dat het tafelkleed mee
gesleept was en de grond bezaaid lag met gebroken
glas- en aardewerk. De kaarsen waren op één na alle
uitgeblazen. Ik hield den zilveren luchter op en keek
rond. En opeens zag ik den zwaitgebaarden Foulkes
in zijn stoel zitten. Op zijn gezicht denzelfden dom-
men grijns van straks, maar nu bevroren, door den
dood vastgelegd. Tusschen zijn uitpuilerfde oogen was
een gat, blauw-omrand. Een pistoolkogel, door het
venster naar binnen gevlogen, had hem getroffen.
Toen ging ik naar de kamer, die Ziminsky me had
aangewezen. Vandaar kon men de binnenplaats over
zien en vaag zag ik als silhouetten de Duitsche hu
zaren op zoek naar den misdadiger. Als ik niet zoo
vermoeid was geweest, zou ik mee zijn gegaan op de
menschenjacht nu deed ik mijn laarzen en jas uit
en kroop tusschen de dekens in een antiek bed, dat
tegen den muur stond. Doodelijk vermoeid, sliep ik
onmiddellijk in.
Opeens word ik wakker. Mijn slaperige oogen zien
den schijn van een kaarslicht.
U sliep niet, wel
Het was de stem van graaf Ziminsky.
Hij ging op den rand van mijn bed zitten, terwijl
ik hem in stilte mijlen ver wenschte, en stak een
sigaar aan.
- Wij pakten den schurk niet, jammer genoeg. De
commandant is buiten zichzelf en onder ons gezegd,
die woede moet gedeeltelijk zijn angst verbergen. Het
gaat om een duister geheim, maar als u er niet. over
zult spreken, zal ik het u vertellen, want u bevalt
me. Luister Toen wij dit geriefelijke nest in bezit
namen, vonden we daar de gravin met twee of drie
dienstboden. Ze was nog maar een vijf en twintig jaar,
blauwe oogen had ze en dat zachte, bruine haar, dat
de roem van onze Weensche vrouwen is. Ze was als
een fijn stukje porcelein, monsieur le correspondent.
Charmant Niemand had ons beleefder kunnen ont-