ONS ZEELAND 14 KutpfcP.SpOöRT MIOD&UBdiIC( - M fro ui- r-2 vangen dan deze vrouw en toen ik zag, hoe de com mandant naar haar keek als een uil naar een muis, toen voorzag ik moeilijkheden. Op een nacht, een week na onze aankomst, werd ik wakker van een doordringenden schreeuw. Ik greep naar mijn sabel en rende de deur uit. Een witte schim vloog langs mij heen, achtervolgd door den comman dant, die vloekte als een bezetene. We vlogen tegen elkander op en hij viel een paar treden naar omlaag. Door den schok kwam hij weer tot zichzelf. Grijp haar, dat ze het huis niet uitloopt riep hij mij toe. De nachtkoude wordt haar dood. Ik begreep de schurkenstreek. Ik rende de arme, witte schim achterna, maar ze wist het huis uit te komen en in den pikzwarten nacht was van achter volgen geen sprake. Er stond een wind, zoo koud, dat het vleesch van je beenderen werd gesneden. „Tonnerre" zou een Franschman zeggen er zit me e.en brok in de keel, nu ik u de rest moet vertellen van die vreeselijke geschiedenis. Den volgenden mor gen werd de gravin gevonden in het riet van een be vroren plas op een geweerschot afstands. In het dorp had ze wel schuilplaats kunnen vinden, maar, óf ze was den weg in het donker kwijt geraakt, óf ze was van angst in de war, óf de vreeselijke koude heeft haar parten gespeeld. Ze bleek al uren lang dood. We hielden de zaak stil, maar misschien heeft toch de een of ander er de lucht van gekregen. En hoor nu het vreemde gevolg van de historie. Het schijnt, dat de dood van zijn vrouw, den Graaf bekend geworden is. Juist zeven dagen geleden ge beurde er iets heel onaangenaams. De commandant vond 's morgens bij het ontwaken een brief op den grond, aan een bajonet bevestigd, die in den vloer was gedrongen. Het was juist geen fraaie tijding. Daar stond ,,Edn voor één, en gij het laatst. Paul de Compégnade." Ziminsky pauseerde even om zijn sigaar weer aan te steken. En u meent daaruit te moeten opmaken geeuw, de ik, ternauwernood in staat cm wakker te blijven. Dat de Graaf in de buurt is dat hij, terwijl wij sliepen, stilletjes zijn kasteel was binnengekomen om het aan hem begane onrecht te wreken en ons een voor een uit den weg te ruimen. Wat denkt u er van Zonder twijfel is de graaf bij zijn regiment. Dat hoopte ik ook, tot voor een uur. Ik begrijp u u vreest nu, dat uw kapitein nummer één was van de lijst. -Pardon monsieur. Vrees is me vreemd. Maar iets dergelijks denk ik toch wel. En als u het gezicht van den commandant had gezien. maar ik stoor u in uw rust Ik draaide me om. Wees zoo goed een wachter aan mijn deur te plaatsen ik begeer niet door dien liefelijken Graaf in mijn rust te worden gestoord. b:iW De magere Amerikaan reikte naar zijn whisky-soda, die een der toehoorders hem aangaf. Het muziekcorps op de pier speelde een wals van Strauss. De zee lag bleek en doorschijnend en klotste weemoedig tegen de steenen. Maar met slapen wilde het niet vlotten in mijn oververmoeidheid, ging de verhaler voort. Ten slotte stond ik maar op, om wat kalmeering te zoeken in een boek. Het vuur, dat één uit den troep voor me had aan gelegd, was tot rooden gloed geworden. Geluiden waaiden over van het besneeuwde bosch en de kamer lag in een zacht gouden glans. Het verhaal van Zi minsky kwam me weer in de gedachten en instinct matig greep ik naar den deurknop. De Oostenrijksche graaf bleek goed voor mijn veiligheid te hebben ge zorgd, want voor mijn deur lag op een paardedek een soldaat, gewikkeld in zijn blauwen mantel. Hij was in diepen slaap en snurkte. Ik deed de deur weer dicht. De zware, roode venstergordijnen schoof ik weg, ademde op de bevroren, in lood gevatte ruiten en wreef wat vuil weg. De maan was al lang onder, maar de laaghangende wolken glansden bleekjes en de sneeuw, die alles rondom bedekte, deed het landschap duidelijk zichtbaar zijn. Uit de vallei, waar het dorp nestelde, rees een vier kante toren omhoog. Daar zag ik de chaussée, waar langs een rij boomen stond, welker zware toppen vol stuifmeel er uit zagen als reusachtige sneeuwballen. Naar het Noorden ontdekte ik een zwak rood schijn sel, dat aanwees waar de wachtvuren zich bevonden bij Belfort. Maar naar Oost en West was de horizon in zwarte schaduwen gehuld. Opeens zag ik een Pruis langzaam langs den groo- ten weg gaan, het geweer met bajonet op den schou der. Hij liep verder en verdween, en een minuut daarna zag ik een anderen Duitscher over de binnen-

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 14