ONS ZEELAND 15 COtWRiaHT til a. 80X, 5. COPEMKAlSf.N Adamson heeft zijn wintervoorraad Zeeuwsche blauwe thuis gekregen. plaats gaan, direct onder mijn venster. Ik kon nog net Neitzche herkennen, een der luitenants. Hij stak dwars over en bleef als om zich te verbergen, bij een der sneeuwbalboomen staan. De schildwacht kende zijn plicht terugkeerend op zijn ommegang, deed hij bij het voorbijgaan, of hij den zich verbergenden officier niet zag. Deze laatste wachtte, tot de soldaat uit het gezicht was. Toen kwam hij uit zijn schuilplaats te voorschijn en zou juist de binnenplaats weer oversteken, toen ik een figuur van achteren naar hem toe zag sluipen. Wat er precies gebeurde, weet ik niet, maar ik zag den Pruis, als in doodspijn, beide handen omhoog steken. Zijn knieën zakten door en hij zeeg neer een donker pak op den bevroren grond. De figuur verdween even snel als ze gekomen was. Het was mijn zaak niet en ik begeerde niet, dat de commandant wist dat ik 's nachts zijn mannen stond te beloeren. Dus ik ging van het venster weg en sloot de gordijnen. Vijf minuten later loste de schildwacht, bij het vin den van den dooden officier, een schot. Ik kroop dadelijk in mijn bed. Maar die fatale woorden, ,,de één na den ander", bleven mij in de hersens branden. 's Morgens vernam ik, dat de jonge huzaar gedood was door een bajonet, die hem rug en borst door boord had. De zaak begon interessant te worden, nietwaar Ik besloot zoo lang ik mocht in het kasteel de Com- pégnade te blijven. De mogelijkheid was overigens niet uitgesloten, dat de graaf niets te maken had met het dooden van die twee Pruisen een of ander soldaat had den commandant wel eens deze poets kunnen bakken Ongetwijfeld waren er ook in het dorp, die de Duitschers haatten en graag een Pruis in de duis ternis nekken zouden, als ze er kans toe zagen. Ik vond in een prachtige salon een piano en ik was bezig er wat op te spelen, toen tegen den avond Zi- minsky binnen kwam. Vermoeid liet hij zich op een sofa vallen, die ten offer viel aan zijn gespoorde laarzen. Wel mijn vriend, en wat hebt gij vandaag uit gevoerd zei hij geeuwend. Telegrammen afgezonden. Die een beschrijving geven van ons leven in dit saaie oord Zoo erg saai is het op het oogenblik niet, wel Laat ik je den goeden raad geven niet tegen den commandant van deze dingen te reppen. Hij is verschrikkelijk ontdaan over dit tweede geval. Die aime Neitzche Hij was een beste kerel. En u denkt, dat die graaf Raoul Laten we van het onderwerp afstappen, zei hij smeekend. Ik wil er liever niet over denken. Kom met ons dineeren. Als de majoor mij inviteert. - Ik zal hem aanraden dat te doen. Hij zal het

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 15