16 ONS ZEELAND prettig vinden onder deze omstandigheden. En wat zeg je daarvan we vonden zes flesschen champagne verborgen onder de trap. Het plotseling binnenkomen van Heseltine deed hem ophouden. Die vreemde Engelschman, die zijn verstand verloren had omdat zijn meisje hem in den steek had gelaten, scheen door de opwinding zijn zwijgen te hebben verleerd. Hij nam mijn plaats in aan de piano en speelde de „Marche Eunèbre" van Chopin. Hij speelde met zooveel innig gevoel, dat Ziminsky en ik er ontroerd van waren. Bij den laatsten toon, die klonk als een snik, sprong hij op en zei opge wonden Von Arnhelm doorzoekt het huis van den kelder tot het dak. Jullie moeten meekomen. Wij volgden hem. De Duitsche commandant wilde niet aan tafel gaan, voordat hij eiken hoek en ieder gat doorzocht had. Het was een van die oer-oude vestingkasteelen, zooals er nog enkele in Frankrijk te vinden zijn. Wij gingen van de eene galerij naar de andere, salon in en salon uit, terwijl de schoenen van de soldaten dof op de parketvloeren sloegen. Ieder tapijt werd opgelicht, de paneelmuren werden beklopt, oogen spiedden onder de van schietgaten voor ziene vensterbanken, met moeite beklommen we een zeer wrakke trap, die naar een toren leidde. Ten slotte verspreidden we ons. Ik bevond mij in een kamer met opgezette vogels achter glas. Ik heb voor dergelijke dingen nog al belangstelling en bekeek de verzameling dus eens, toen ik opeens een stem hoorde, die uit de ingewanden der aarde scheen te komen. Kom eens met een licht, door den tocht is mijn kaars uitgewaaid. Ik herkende de stem van den Engelschman en, rondziende, zag ik in een hoek van de kamer zijn hoofd boven den grond uitsteken. Hij moest daar een geheime trap hebben gevonden, door een groot houten luik verborgen. Ik kwam naar hem toe en keek langs een wentel trap naar omlaag. De lucht, die uit de donkere ope ning opsteeg, maakte me wee. Ik denk dat het naar een gevangenis leidt, zei hij kuchend. Geef mij de lantaarn maar, als je bang bent om mee te gaan. Je kunt zelf het licht wel dragen, daar jij voorop gaat, maar ik ben evenmin bang als jij, zei ik. Maar als die graaf daar beneden is, zal hij wel korte metten met je maken. Tot eenig antwoord greep hij mij de lantaarn uit mijn hand en terwijl hij hem zoo hield, dat er wat licht in het gat viel, daalde hij langzaam af. Ik volgde, en moest goed oppassen om niet naar beneden te glijden, daar de treden bedekt waren door een jaren lang aangegroeide glibberige gladde laag vuil. Het was een vreeselijke plaats. Wees voorzichtig, je zult daar meer ratten dan Franschen vinden, riep ik. Mijn stem werd door de steenen muren rondom den afgrond weerkaatst. Steeds lager ging het, lager. Opeens riep Hesel tine, die een heel eind onder mij was Je hebt gelijk het wemelt hier van ratten. Pas op het licht, waarschuwde ik. Is de Franschman daar Daar is een gat in het midden van den steenen vloer, antwoordde hij. Het lijkt op een wel, aan één zijde zijn smalle ijzeren uitsteeksels. Ik zal naar beneden gaan. En ik zal hier in de duisternis achterblijven Ga maar gerust terug, als je het onaangenaam vindt Om daar alleen te staan, in dat donkere gat, met uitgehongerde ratten, zoo groot als katten, neen, aan genaam vond ik dat niet. Ik voegde mij weer bij Ziminsky en de overigen en een uur lang werd de tocht nog voortgezet. Toen moes ten we het opgeven. Heseltine was nog niet terug, teen we naar de eetkamer gingen. Een van deze Duit sche beeldstormers had een ingelegd kabinet in brand hout veranderd en we konden onze gezichten wel schroeien bij dat vuur. Op tafel stond een groote, goudkleurige gebraden gans, met eenige van de zoo juist ontdekte champagneflesschen. Het zag er aan lokkelijk uit, maar von Arnhelm keek grimmig. Woede over het verlies van zijn officieren en vrees voor erger dat nog komen kon, hadden een zwijgenden duivel van hem gemaakt. Ziminsky fluisterde Denk er om, geen woord hoor Als je spreekt, zal hij je in arrest stellen of het huis uit zetten in de duisternis. Dus zweeg ik. Maar waar was de Engelschman De commandant werd steeds zenuwachtiger. Hij raakte de gans ternauwernood aan, ofschoon hij enorme kwan titeiten wijn verzwolg. Ik dacht aan den verschrikke- lijken put onder in de verslijmde gevangenis en waagde eindelijk te zeggen Het is mogelijk, dat ik. Houdt gij uw mond Zijn roode oogen keken mij aan met starren blik. Ik zweeg. Heseltine heeft niemand ooit teruggezien Nooit zal ik dien nacht vergeten. Op de tafel stond een enorme vaas vol met lelietjes van dalen, uit een van de broeikassen, die een fijne geur gaven. De Oostenrijker werd er poëtisch van. Met zijn blozend gezicht en tintelende oogen scheen hij de vrees niet te kennen, die von Arnhelm telkens en telkens weer naar het glas deed grijpen. Deze was ten slotte zoo beneveld, dat hij den vermiste vergat èn Neitzche èn Foulkes en als levenloos in zijn hooggerugden eiken houten stoel zat en maar rechtuit staarde, in zulk een verstarring, dat ik er van huiverde. Zoo spoedig ik kon, verdween ik, blij mijn slaap kamer te kunnen opzoeken. De huzaar, die den vorigen nacht voor mijn deur had gelegen, was er nu weer. Hij sprong op en groette. Een flink vuur had hij in mijn kamer aangelegd de bevroren ruiten glinsterden en door en de muren vertoonden dansende schaduwen. Ik ging in bed, maar. de slaap bleef eerst uit. Langs galerij en gang hoorde ik voortdurend de voetstappen der Pruisen, want de commandant had het geheele detachement in het kasteel ondergebracht. In loeiende vlagen regeerde de wind over het bevroren landschap, waar de moerassen tot ijzer waren geworden en de kleine vogels dood van de boomen vielen, en waar zoo menig jonge man in de sneeuw te slapen lag, om nooit weer te ontwaken, Een uur omtrent zal ik geslapen hebben, toen ik plotseling wakker werd. Er moest iets gebeurd zijn of er stond iets te ge beuren. Ik sprong het bed uit, door instinct gewaar schuwd. Op hetzelfde moment hoorde ik den aanroep van den huzaar buiten de deur Wie daar Toen volgde een knal, in die doodsche stilte aan doende als een kanonschot, en ik vloog naar de deur. Een vreeselijke aanblik wachtte mij. De huzaar boog

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 16