ONS ZEELAND 15 |""i COPVRISHT PI.B aoxe.copewHAat» dat nooit. Adamson kan sneuvelen, maar overgeven dert zelden in zijn atelier, omdat hij bang is dat hij daar den boel smerig maakt. Ik wist van tevoren, dat ik in een Jacobean-stoel zou zitten aan een Cromwell-tafel met een Queen An ne zoutvaatje voor me. Mijn mes zou een gesneden heft hebben; ik zou mijn koffie uit een oud Chineesch kopje drinken en mijn whiskey-en-soda uit een ouden roemer waarin Nelson's naam gegraveerd was, Wilkens gebruikt altijd die voorwerpen, die andere verzamelaars in vitrines plaatsen. Zijn volmaakte keukenprinses breekt nooit iets. Het Nanking-servies heeft hij al tien jaar en het mist maar één bord, hij brak het zelf, op den dag dat hij het servies kreeg, toen hij de meid wilde wijzen, hoe zij het moest afwasschen. Mijn weg voerde over dien meergenoemden, pas- geteerden weg. Toen ik weer een trottoir betrad, merkte ik dat mijn voeten bij iederen stap langzamer gingen. De zuigkracht van mijn zolen ontwikkelde zich tot een zoodanige graad, dat ik bang was dat zij het trot toir zouden opbreken en ik onaangenaamheden zou krijgen. Bij een nauwgezet onderzoek bleek het mij, dat onder aan mijn zolen een kleverige substantie zat, die ik op den geteerden weg moest heben opgedaan. Als dat soort wegen eenmaal hard is, is het met de kleverigheid gedaan. Maar voor dien tijd. Wat kon ik inmiddels doen om dat verhardingsproces op mijn zo len te bespoedigen? In een gat in den weg stond een plas water. Met alle kracht waarover ik beschikte, trok ik mijn voeten van het trottoir en ging een minuut of wat in dat vijvertje staan. Dat bleek heel intelligent van mij, want toen ik weer op het trottoir kwam, was het of ik vleugelen had: de teer was heelemaal hard geworden Wilkens was niet in zijn atelier, maar Burrows, zijn knecht, zei, dat hij met een minuut of vijf wel komen zou. Hij had op het laatste oogsnblik nog even uit gemoeten. Ze hadden hem sinaasappelen gestuurd, die niet harmonieerden met de andere kleuren op zijn lunch-tafel en nu was hij ze even gaan ruilen voor minder felkleurige. Ik wachtte. Het was gruwelijk warm in het atelier. Een model had voor hem geposeerd en blijkbaar om indruk te maken was hij in zijn heiligdom aan het werk geweest. Zooals gezegd staat er maar één schilderij van R. H. S. L. Wilkens in het atelier. Ik stak den parket vloer over en bleef op een prachtig Perzisch kleed staan om er naar te kijken. Het is verwonderlijk wat 'n aantrekkingskracht leelijke dingen soms hebben. Het was het conterfeitsel van een geweldig lange dame, die neerkeek op iets wits aan haar voeten. Het heette ,,Leda en de Zwaan", waarom weet ik niet, want dat witte onderaan leek meer op een kussen dan op de sierlijke vogel die het moest voorstellen. Ik bleef een poosje over dit probleem nadenken, kon er geen op lossing voor vinden en draaide me toen om. En die oude, waardevolle, Perzische kelim draaide

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 15