Het Testament door ELSA KAISER. 14 ONS ZEELAND Links: Het werk aan de nieuwe brug voor Tholen begint nu te vorderen. Hierboven een der zware peilers die in wording is. Rechts: Een kranig varken is de knorrende viervoeter van den landbouwer J. Rijk te Schore. Het verrastte zijn eigenaren dezer dagen met een 16 levende kinderen. Twee werden dood ter wereld gebracht. Hierboven moeder en troost, alle 17 welvarende. debatten, heftige interpellanten, vuur en staal, dood en verderf, ten slotte victorie, apotheose van eenheid, vreugde in den lande. „Ja", neuzelde iemand, „en de wijzigingen allemaal teruggenomen." De majoor tastte naar zijn sabel, doch ik deed alsof ik in vergissing zijn bittertje wilde kelderen. en voorkwam alzoo erger. 16 Juni. Onder welk gesternte ik geboren ben, weet ik niet, maar 't moet niet veel bijzonders geweest zijn. Altijd pech; altijd pech! De eerste maal, dat ik een hoefijzer vond en opraapte, was het een gloeiend, dat de smid ter afkoeling uit zijn smederij naar buiten geworpen had en toen ik reeds op gevorderden leef tijd 'n klavertje-vier zag staan, bleek er bij de poging tot plukken een wesp met 'n angel onder te hangen, 't Lidteeken is nog zichtbaar aan mijn vinger. Nu zat ik vanmorgen rustig te schrijven voor 't open raam, toen er 'n langpooter 'n insect, dat al vliegende, op een mirliton speelt om me heen zweefde. Ik sla er naar en dat gebaar vat een voorbij-fietsende jonge dame op als een joviaal groetje, dat zij amicaal en lachend be antwoordde. Liesbeth woest. „Vrouwenhartenbreker", bracht ze er verontwaardigd bevend uit, „is de vloer geveegd?" „Neen", riep ik en spreidde als de weerga vier avondbladen over het linoleum uit; toen viel ze flauw. Slechts één lichtzijde vandaag: tante Louise is hoogst ontdaan vertrokken. 17 Juni. Benauwd gedroomd. Ter dood veroor deeld wegens 't feit, dat Liesbeth uit hartzeer gestor ven was. Ik moest aan de vlammen overgeleverd wor den. Stond al op de houtmijt, terwijl de beul een fakel zwaaide. Mocht nog één wensch uiten. „Ontbied de brandweer!" bulderde ik. Dat redde mijn leven. 18 Juni. Niet gewandeld. Sientje was ziek en de kamer tamelijk stoffig, daar Jossie 'n pak slaag geïn casseerd had. 19 Juni. Op de soos even gezellig als altijd. Dr. Doorloop vertelde een interessant geval, dat een col lega van hem te Amsterdam j.l. Donderdag overkomen is. Die kreeg tijdens zijn spreekuur een doofstomme, wiens vingers totaal inde knoop waren. De ongelukkige had 's Woensdags den wedstrijd UrugayArgentinië bijgewoond en toen veel te geestdriftig „Hup Argenti nië" geroepen. Zal je gebeuren, zooiets! Mevrouw Germaine Gerval was een week geleden weduwe geworden. Niet dat ze erg bedroefd was, dat niet, maar ze had voor het feit een verwonderde en booze verbazing. Sedert dien avond, nu juist een week geleden dat mijnheer Gerval, notaris in ruste, met een hulpelooze beweging, en botte verbazing op het gelaat naar zijn keel had gegrepen en toen, zooals het heet, zacht en kalm, was heengegaan, had mevrouw de we duwe Gerval nog geen voet in de verlaten studeer kamer van haar man gezet. Ze was nooit nieuwsgierig geweest naar zijn werk en zijn plannen, zij had hem nimmer naar zijn testa ment gevraagd, want zij was immers universeel erf gename? Maar toen de notaris, nadat men van de begrafenis was thuis gekomen, het testament geopend en voorge lezen had, toen was alles haar plotseling heel anders voorgekomen dan ze het zich in haar rustige veilige bestaan van solide getrouwde vrouw had voorgesteld. Met welk een koel zakelijke stem had de notaris dien naam voorgelezen, een vrouwennaam, Claire Meijners. En aan deze, haar onbekende Claire Meijners, moest een legaat van acht duizend gulden worden uitgekeerd. Wie was dat? En wat had haar man met een vrouw van dien naam te maken? Germaine, weduwe Gerval, haatte deze onbekende, die haar zonder moeite, zonder eenige waarschuwing, van acht duizend gulden beroofde. Niet dat mevrouw Gerval hierdoor gebrek zou lijden. Integendeel! Twee dagen na de begrafenis had ze rond geloopen met afschuwelijke gedachten. Haar man, aan wien ze

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 14