ONS ZEELAND 15 Adamson roept later zeer tot zijn spijt de hulp van een krachtpatser in. nooit anders daoht, dan aan een nederige, haar toe gewijde sukkel, had haar bedrogen. Stelselmatig en zeker bedrogen, zonder begrip van eer en deugd. Niet eens had hij gedacht aan haar jarenlange trouw, aan het feit dat zij zijn vrouw was. Hij, die domme sukkel, die in mevrouw Germaine's oogen geen enkele licha melijke schoonheid bezat, had een andere vrouw lief gehad en was bemind geworden. ..Natuurlijk om zijn geld," dacht mevrouw Germaine venijnig, want het bezit van wijlen haar echtgenoot ging haar zeer aan het hart. Eindelijk was de gedachte bij haar opgekomen zich zelf zekerheid te verschaffen. In een slapeloozen nacht had ze besloten, den anderen dag in de gesloten stu deerkamer van wijlen Eduard Gerval binnen te gaan, en de laden van het bureau te onderzoeken. Den volgenden morgen na het ontbijt nam ze vast beraden den sleutel en maakte de deur van het stu deervertrek open. Het rook er eenigszins duf en door de gesloten ja loezieën drong het heldere zonnelicht van den mooien zomerdag. Germaine trok het soherm op en opende een weinig het venster. Toen ging ze achter de schrijftafel zitten en pro beerde het slot met den meegebrachten sleutel te ope nen. Even een knarsend geluid en toen kon ze met veel moeite de zware lade naar zich toe trekken. Sta pels brieven, documenten en andere bescheiden, lagen er netjes geordend in de keurigste regelmaat. Germaine wist dat wijlen Gerval zoo precies was. Hij behoefde nooit te zoeken, wanneer hij zeide het een of ander niet in zijn bezit te hebben, kon men zeker zijn dat het waar was. ,,In deze lade is niets," mompelde mevrouw Ger maine, ,,dan de volgende". Nu trok ze de linkerlade open. Met open mond bleef ze zitten staren, want ge heel boven op stapels brieven, die keurig met een rood lint waren dichtgebonden, lag een foto. Gretig haar spitse vingers gekromd, greep mevrouw Germaine de foto. Ze liep er mede naar het venster, ,,Hoe durfde hij, hoe is het mogelijk," mompelde ze, rood van drift. Ze liep terug naar de lade, nam de stapel brieven, en na alles zorgvuldig gesloten te hebben, verliet ze het vertrek. In haar zitkamer gekomen, viel ze neer in de fau teuil bij het venster, steeds zacht in zichzelf sprekend, „die sukkel, hoe durfde hij, wie zou dat nu van hem gedacht hebben, o, o, ik arme bedrogen vrouw." Het laatste greintje gevoel dat mevrouw de weduwe Gerval nog voor wijlen haar man gekoesterd had, ver dween in een zee van haat, en boosheid en beleedi- genden trots. Nog altijd had ze het pakket op haar schoot, niet geopend, ze staarde maar naar de foto en dacht na.

Tijdschriftenbank Zeeland

Ons Zeeland / Zeeuwsche editie | 1928 | | pagina 15